naamvallen en functie

Herhaling -naamvallen en functies
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling -naamvallen en functies

Slide 1 - Tekstslide

Welke functie horen bij de 1e naamval (nominativus)
A
onderwerp
B
onderwerp, naamwoordelijk deel vd gezegde, praedicatieve bepaling
C
lijdend voorwerp
D
praedicatieve bepaling

Slide 2 - Quizvraag

Naamwoordelijk deel (van het gezegde)
De Olympus is ……
Die zin is nog niet af! Het gezegde is nog niet compleet! Aan de persoonsvorm is moet nog iets toegevoegd worden: een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld:De Olympus is een berg. Of:De Olympus is hoog.

Slide 3 - Tekstslide

Welke functies horen bij het 3e naamval (dativus)

Slide 4 - Woordweb

Het meewerkend voorwerp
  • Dit is het zinsdeel, waar je zonder dat het uitmaakt aan of voor vóór kunt zetten of weg kunt laten. Het meewerkend voorwerp is essentieel voor het lukken van de handeling.
  • Bijv. Anita geeft (aan) Bas een kus.
  • Bas moet meewerken (de tekening aannemen), anders kan Anita hem geen kus geven.

Slide 5 - Tekstslide

De dativus (in)commodi
  • Ook hier kun je voor vóór kunt zetten of weg kunt laten, maar deze dativus is niet essentieel voor het lukken van de handeling.
  • Bijv. Anita maakt een tekening voor Bas.
  • Bas doet hier niet mee aan de handeling, Anita maakt de tekening alleen.

Slide 6 - Tekstslide

Dativus aanvulling na bepaalde werkwoorden
Bij sommige werkwoorden, waar in het Nederlands een lijdend voorwerp bij hoort, hoort in het Latijn een dativus.
  • Bijv. Zij sparen het meisje = Puellae parcunt.
  •  Jij schaadt ons = Nobis noces.

Slide 7 - Tekstslide

dativus possessivus
Een bijzonder geval is esse + dativus:
Bijv. 
  Mihi frater est =   (Letterlijk: Aan mij is een broer.)

  Vertaal: Ik heb een broer.

Slide 8 - Tekstslide

dativus auctoris
Nog een bijzonder geval is passief ww (meestal een gerundivum)+ dativus:
Bijv. 
  tibi laborandum est     =        door jou moet gewerkt worden

De dativus geeft hier de handelende persoon aan.

Slide 9 - Tekstslide

dativus finalis
Dit gebruik van de dativus komt niet veel voor, maar wel een paar keer bij Cicero. Het geeft het doel of resultaat van iets aan:
            auxilio venit = hij komt te hulp
Het doel van zijn komst is dat hij hulp kan brengen.

Slide 10 - Tekstslide

dativus regionis
Ook dit gebruik van de dativus komt niet veel voor.
Het geeft een richting aan (maar meestal wordt dan de acc gebruikt):
            it clamor caelo     =    een geschreeuw stijgt ten hemel


Slide 11 - Tekstslide

Hoe weet je welke dativus het is?
Daarvoor moet je naar het werkwoord kijken:
  • Gaat het met een aanvulling in de dativus? Dat vind/leer je in de woordenlijst.
  • Is het een vorm van esse: possessivus
  • Is er iemand anders dan het onderwerp nodig om de handeling te laten lukken: meewerkend voorwerp
  • Is het passieve vorm: auctoris
  • Anders: dativus (in)commodi

Slide 12 - Tekstslide

Welke functies horen bij de 4e naamval(accusativus)?
A
aangesproken persoon
B
lijdend voorwerp, naamwoordelijk deel, onderwerp ACI
C
lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling (na voorzetsels), Onderwerp ACI
D
onderwerp

Slide 13 - Quizvraag

Accusativus -lijden voorwerp
Die leerling heeft de deur dichtgedaan
Lijdend voorwerp


Slide 14 - Tekstslide

Accusativus - bijw. bepaling


in + acc.       in Romam     in Rome 
( waar?) bijwoordelijke bepaling (van richting)

soms gaat de accusativus van richting ook zonder vz.

Slide 15 - Tekstslide

Accusativus in de ACI

Slide 16 - Tekstslide

Welke functie hoort bij de 5de naamval (ablativus):
A
bijvoeglijke bepaling, aanvulling werkwoord
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling, aanvulling werkwoord
D
aangesproken persoon

Slide 17 - Quizvraag

Ablativus
De ablativus is meestal een bijwoordelijke bepaling (afgekort: bwb).

Slide 18 - Tekstslide

Welke voorzetsels kun je aanvullen bij een ablativus als er geen staat in het Latijn?
A
aan, voor
B
met, door, uit, in, op

Slide 19 - Quizvraag

Ablativus
De ablativus gebruikt als bijwoordelijke bepaling heeft verschillende smaakjes:
- temporis: wanneer
- loci: waar
- modi: manier waarop
- instrumenti: middel
- causae: oorzaak
- seperationis: waarvandaan
- respectus: in welk opzicht
- mensurae: in welke mate
- qualitatis: van welke eigenschap


Slide 20 - Tekstslide

Ablativus comparationis
De ablativus kun je ook tegenkomen bij een comparationis. De ablativus geeft dan aan met wie/wat de vergelijking wordt gemaakt.

patre minor sum = ik ben kleiner dan m’n vader



Slide 21 - Tekstslide

Ablativus - aanvulling bij een ww
De ablativus komt ook voor bij bepaalde werkwoorden (bijv. carere).

Vb. Regina viro caret.
De koningin mist een man.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe weet je of het een dativus  of ablativus  is?
Daarvoor moet je naar het werkwoord kijken:
  • Gaat het met een aanvulling in de dativus of ablativus? Dat vind/leer je in de woordenlijst.
  • Is het een vorm van esse: dat. possessivus
  • Is er iemand anders dan het onderwerp nodig om de handeling te laten lukken: dat. meewerkend voorwerp
  • Is het passieve vorm: dat. auctoris
  • Anders: dativus (in)commodi of abl bijw. bepaling, vertaal zelf met een vz

Slide 23 - Tekstslide

Welke functie in de zin heeft de 2e naamval (genitivus):
A
lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vertaal je meestal een genitivus:
A
aan
B
voor
C
geen bijzondere vertaling
D
van

Slide 25 - Quizvraag

De genitivus
In de rijtjes van de (zelfstandige) naamwoorden is de genitivus de tweede vorm.
Het is de naamval van de bijvoeglijke bepaling (bvb): die zegt iets van en hoort bij een ander (zelfstandig) naamwoord en kan daar zowel vóór als achter staan.
Je vertaalt hem bijna altijd met van.

Slide 26 - Tekstslide

De genitivus
De genitivus als bvb heeft verschillende smaakjes:
- Possessivus duidt de bezitter van iets aan
- Subiectivus duidt het onderwerp (subject) aan
- Obiectivus duidt het lijdend voorwerp (object) aan
- Partitivus duidt het geheel aan, waarvan een deel is genomen
- Explicativus geeft een uitleg (nauwkeurigere bepaling)
- Qualitatis duidt een eigenschap aan

Slide 27 - Tekstslide