Thema 4 Wonen

Thema 4 Wonen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 4 Wonen

Slide 1 - Tekstslide

Deze woorden van
het thema wonen ken ik.

Slide 2 - Woordweb

  • Het appartement
  • De buurt
  • Het centrum
  • De gemeente
  • Huren
  • Inschrijven
  • Het legitimatiebewijs
  • Het pand
  • Het park
  • Het platteland
  • De privacy
  • De Randstad
  • Verblijven
  • Verbouwen
  • De Wijk

Slide 3 - Tekstslide

Binnenstad
Gebied met burgemeester
Het gebouw
Officieel document dat zegt wie je bent
Het gebied in het westen waar veel grote steden zijn
Gebied buiten de stad
een groter deel van een stad of dorp
de gemeente
het legitimatiebewijs
het platteland
de wijk
het centrum
het pand
de Randstad

Slide 4 - Sleepvraag

De betekenis van heel wat in huis hebben is
A
Een heel vrolijk persoon zijn
B
Heel veel kunnen
C
Een heel gewoon en rustig leven leiden

Slide 5 - Quizvraag

De betekenis van op iemand kunnen bouwen is

Slide 6 - Open vraag

Dat staat als een
huis....

Slide 7 - Woordweb

Huisje boompje beestje
A
Een heel gewoon en rustig leven leiden
B
Als je samen ergens geen gaat, ga je ook samen weg
C
Een heel gelukkig persoon zijn

Slide 8 - Quizvraag

Thuis is alles het best kun je ook zeggen met het spreekwoord

Slide 9 - Open vraag

Als je ergens samen
heengaat, ga je samen
ook weer terug

Slide 10 - Woordweb

Direct zeggen wat er aan de hand is
A
In een glazen huis wonen
B
Met de deur in huis vallen
C
Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel

Slide 11 - Quizvraag

Het zonnetje in huis zijn
Samen uit, samen thuis
Dat staat als een huis
In een glazen huis wonen
Als er niemand is om leiding te geven, doet iedereen wat hij zelf wil
Een vrolijk persoon zijn
Ergen samen naar toe en terug gaan
Dat is heel zeker
Iedereen kan het zien
Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel

Slide 12 - Sleepvraag