§1.1 t/m §1.7 oefenen Weer & klimaat


Klik op de afbeelding om in te zoomen. Hans, Klaas en Megan doen een bewering over de afbeelding. 
Hans zegt: “De klimaatverandering in Nederland tussen 1990 en 2100
wordt veroorzaakt door het broeikaseffect.”
Klaas zegt: “De zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust wordt vooral veroorzaakt door een neerslagtoename.”
Megan zegt: “Hogere afvoer van de Rijn in de toekomst wordt onder andere veroorzaakt door een toename van smeltwater.”
A
Alleen de bewering van Klaas en Hans zijn juist
B
Alleen de bewering van Klaas is juist
C
Alleen de bewering van Megan is juist
D
Alleen de bewering van Klaas en Megan zijn juist
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Klik op de afbeelding om in te zoomen. Hans, Klaas en Megan doen een bewering over de afbeelding. 
Hans zegt: “De klimaatverandering in Nederland tussen 1990 en 2100
wordt veroorzaakt door het broeikaseffect.”
Klaas zegt: “De zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust wordt vooral veroorzaakt door een neerslagtoename.”
Megan zegt: “Hogere afvoer van de Rijn in de toekomst wordt onder andere veroorzaakt door een toename van smeltwater.”
A
Alleen de bewering van Klaas en Hans zijn juist
B
Alleen de bewering van Klaas is juist
C
Alleen de bewering van Megan is juist
D
Alleen de bewering van Klaas en Megan zijn juist

Slide 1 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Regelmatig is in het weerbericht een beeld te zien zoals in de afbeelding. 
Dit satellietbeeld is van een dag in juli en toont een luchtdruksysteem.
Achter welke letter staan het juiste luchtdruksysteem en de juiste
weersomschrijving voor dit deel van Europa, zoals te zien is in de afbeelding?
A
Luchtdruksysteem: een hogedrukgebied, Weersomschrijving: mooi weer, droog, veel zon
B
Luchtdruksysteem: een hogedrukgebied, Weersomschrijving: slecht weer, veel wind en sneeuw
C
Luchtdruksysteem: een lagedrukkgebied, Weersomschrijving: mooi weer, droog, veel zon
D
Luchtdruksysteem: een lagedrukgebied, Weersomschrijving: slecht weer, veel wind en sneeuw

Slide 2 - Quizvraag


Er worden twee uitspraken gedaan over het klimaat in Nederland en Spanje.
Uitspraak 1: in Nederland komen meer depressies voor dan in Spanje.
Uitspraak 2: in het grootste deel van Spanje valt in de zomer minder
neerslag dan in de winter.

Wat is juist? 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 3 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Achter welke letter staan de juiste begrippen bij de cijfers 1, 2, 3 en 4 uit de afbeelding? 
A
1= infiltreren, 2= bevriezen, 3= afstromen, 4= verdampen
B
1= verdampen, 2= condenseren, 3= smelten, 4= afstromen
C
1= verdampen, 2= bevriezen, 3= condenseren, 4= infiltreren
D
1= verdampen, 2= condenseren, 3= afstromen, 4= infiltreren

Slide 4 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke tekening in de afbeelding geeft de overheersende luchtdruk en het mondiale (= wereldwijde) windsysteem juist weer? 
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 5 - Quizvraag


Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk.
Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de wind is die daar waait.
Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op neerslag groot.
 Wat is juist? 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 6 - Quizvraag


Klik eerst op de afbeelding hiernaast om in te zoomen.
Weerpraatje bij het weerbericht van 13 oktober 2015:
'Het was erg koud vanmorgen. De fietsers gingen kleumend naar hun werk of school omdat de handschoenen thuis waren blijven liggen. Overdag warmt het niet voldoende op; de zon heeft nu ook minder kracht. Met een maximumtemperatuur van dertien graden is het is te koud voor de tijd van het jaar doordat de wind uit het … X … komt'.
Welke windrichting hoort op de plaats van … X …? 
A
noordoosten
B
noordwesten
C
zuidoosten
D
zuidwesten

Slide 7 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de zeventiende etappe van de Tour de France moesten de renners na
Saint-Béat enkele behoorlijke steile bergtoppen in de Pyreneeën
beklimmen. Het was een dag met rustig, stabiel weer. De temperatuur in
Saint-Béat was tijdens deze etappe 24 °C.
Hoeveel graden kouder was het op de top van de Col de Peyresourde dan
in Saint-Béat?
A
ongeveer 0,6 graden Celsius
B
ongeveer 1,0 graden Celsius
C
ongeveer 6,0 graden Celsius
D
ongeveer 10,0 graden Celsius

Slide 8 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen. In de afbeelding zie je bron 4 en bron 5. 

Over de klimaatgrafieken in bron 4 worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: San Sebastián en Vlissingen hebben allebei een gematigd zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden.
Uitspraak 2: in San Sebastián valt veel stijgingsneerslag.
Wat is juist? 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 9 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen. 
In de afbeelding zie je bron 10 en bron 11. 

Er worden vier uitspraken gedaan naar aanleiding van bron 10 en bron 11.
 Welke uitspraak is juist?
A
De neerslag in Bilbao wordt stijgingsneerslag genoemd.
B
De overheersende windrichting in Bilbao is noordoostenwind.
C
Zaragoza ligt aan de loefzijde van het gebergte.
D
Zaragoza heeft een droger klimaat dan Bilbao.

Slide 10 - Quizvraag


In de volgende drie stappen wordt het ontstaan van het broeikaseffect beschreven. 
De stappen staan in willekeurige volgorde.
 1. De aarde geeft warmte van de weerkaatste zonnestralen af aan de atmosfeer.
 2. De binnenkomende zonnestralen gaan door de atmosfeer heen naar de aarde.
 3. De gemiddelde temperatuur op aarde stijgt, omdat een deel van de zonnestralen teruggekaatst wordt naar de aarde.
 Wat is de juiste volgorde van het ontstaan van het broeikaseffect? 
A
1 - 2 - 3
B
1 - 3 - 2
C
2 - 1 - 3
D
2 - 3 - 1

Slide 11 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

De temperatuur bovenop de Martinitoren is 7 °C. De Martinitoren is ongeveer 100 meter hoog.

Wat is de temperatuur aan de grond? 
A
1 °C
B
6,4 °C
C
7,6 °C
D
13 °C

Slide 12 - Quizvraag


De luchtdruk verschilt van gebied tot gebied.
Over drukgebieden worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: in een hogedrukgebied is het altijd warm.
Uitspraak 2: rond de evenaar ontstaat vaak een lagedrukgebied en daardoor ontstaan daar vaak stijgingsregens.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Naar aanleiding van de klimaatgrafiek worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: Sevilla heeft een mediterraan klimaat met droge, hete
 zomers en milde winters waarin de meeste regen valt.
Uitspraak 2: in de zomer ligt Sevilla vaker onder invloed van een
 lagedrukgebied dan in de winter. 




A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 14 - Quizvraag


Tekst met keuzemogelijkheid: 
Bij de veehouderij komen veel broeikasgassen vrij. Dit is vooral het krachtige broeikasgas … 1 … (CO2 / methaan).
 Door minder vlees te consumeren wordt de ecologische voetafdruk … 2 … (groter / kleiner). 
Door de klimaatverandering kan in bepaalde gebieden bos gaan verdwijnen. Bossen slaan grote hoeveelheden CO2 op. 
Als er minder bossen zijn dan kan er minder CO2 worden opgeslagen. Door het verdwijnen van het bos zal de klimaatopwarming dan ook … 3 … (afnemen / toenemen). 
A
1. CO2, 2. kleiner, 3. afnemen.
B
1. CO2, 2. kleiner, 3. toenemen.
C
1. methaan, 2. groter, 3. toenemen.
D
1. methaan, 2. kleiner, 3. toenemen.

Slide 15 - Quizvraag


Klik hiernaast op de weerkaart om in te zoomen.
Over deze weerkaart worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: boven Spanje is het onbewolkt of licht bewolkt.
Uitspraak 2: in het hogedrukgebied boven Spanje stijgt de lucht op. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag


In de afbeelding hiernaast zie je bron 4 en bron 5. Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Waar staan de klimaatgrafieken P, Q en R juist bij de drie steden uit de afbeelding?
A
Córdoba: klimaatgrafiek P, Murcia: klimaatgrafiek Q, Santander: klimaatgrafiek R
B
Córdoba: klimaatgrafiek P, Murcia: klimaatgrafiek R, Santander: klimaatgrafiek Q
C
Córdoba: klimaatgrafiek Q, Murcia: klimaatgrafiek P, Santander: klimaatgrafiek R
D
Córdoba: klimaatgrafiek Q, Murcia: klimaatgrafiek R, Santander: klimaatgrafiek P

Slide 17 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Naar aanleiding van de afbeelding worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: op 3 januari 2018 was het bijna windstil in Nederland.
Uitspraak 2: lucht stroomt van een hogedrukgebied naar een  lagedrukgebied en heeft op het noordelijk halfrond door het  draaien van de aarde een afwijking naar rechts. 

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag


Tekst met keuzemogelijkheden
Extreem weer in Madrid op 27 augustus 2019
'Madrid en omgeving zijn gisteravond getroffen door een felle hagelstorm, waardoor heel wat straten onder water kwamen te staan. De hagelstorm is ontstaan door stromingen in de atmosfeer. De lucht wordt eerst
opgewarmd, waardoor de lucht gaat … 1 … (stijgen / dalen). Boven in de atmosfeer is het … 2 … (kouder / warmer).
Hierdoor … 3 … (condenseert / verdampt) de lucht en ontstaat er een wolk. In de wolk kunnen hagelstenen ontstaan. De hagelstenen bewegen in de wolk omhoog en omlaag, waardoor de hagelstenen steeds … 4 … (groter / kleiner) worden. Uiteindelijk vallen ze naar beneden'. 
A
1: dalen, 2: warmer, 3: condenseert, 4: groter
B
1: stijgen, 2: warmer, 3: condenseert, 4: kleiner
C
1: stijgen, 2: kouder, 3: verdampt, 4: kleiner
D
1: stijgen, 2: kouder, 3: condenseert, 4: groter

Slide 19 - Quizvraag


Over landbouw in Spanje worden twee uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: in gebieden waar de hoeveelheid nuttige neerslag klein is, komt vaker extensieve veeteelt voor dan in gebieden waar de hoeveelheid nuttige neerslag groter is.
Uitspraak 2: door droogte en reliëf hebben Spaanse akkerbouwers gemiddeld meer last van bodemerosie dan Nederlandse akkerbouwers. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 20 - Quizvraag


In de afbeelding zie je bron 6 en bron 7. Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke foto hoort bij welke letter?
A
foto 1: P, foto 2: Q, foto 3: R
B
foto 1: Q, foto 2: R, foto 3: P
C
foto 1: R, foto 2: Q, foto 3: P
D
foto 1: Q, foto 2: P, foto 3: R

Slide 21 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Spanje heeft meerdere klimaatgebieden. In de afbeelding zijn de klimaatgebieden van Spanje aangeduid met de letters P, Q, R en S. 
Een van deze klimaatgebieden heeft hetzelfde klimaat als Nederland.
Welk klimaatgebied heeft hetzelfde klimaat als Nederland? 
A
klimaatgebied P
B
klimaatgebied Q
C
klimaatgebied R
D
klimaatgebied S

Slide 22 - Quizvraag


Over het weer en het klimaat in Nederland worden drie uitspraken gedaan.
 Uitspraak 1: de ligging aan zee zorgt voor extreme temperatuurverschillen tussen zomer en winter in Nederland.
Uitspraak 2: in Nederland ontstaat vooral frontale neerslag.
Uitspraak 3: een hogedrukgebied boven Nederland zorgt in de zomer voor zonnig en warm weer. 
A
Alleen uitspraak 1 en 3 zijn juist
B
Alleen uitspraak 1 en 2 zijn juist
C
Alleen uitspraken 2 en 3 zijn juist
D
Alle uitspraken zijn juist

Slide 23 - Quizvraag