Onderzoeksvragen

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Leren-lerenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Om antwoord te kunnen geven op een onderzoeksvraag formuleer je deelvragen. 

Slide 2 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Wanneer is een onderzoeksvraag goed?
  • Een onderzoeksvraag begint altijd met: hoe, welke, wat of waarom.
  • Een onderzoeksvraag is een verwachting, ook wel hypothese. 
  • Een onderzoeksvraag kun je niet beantwoorden met 'ja' of 'nee'. 

Slide 3 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
  • Een onderzoeksvraag bestaat niet uit meningen, maar is objectief. 
  • Een onderzoeksvraag moet meetbaar zijn. 
  • Er zijn meerdere deelvragen nodig om antwoord te geven op de onderzoeksvraag. 

Slide 4 - Tekstslide

Deelvragen
Kenmerken deelvragen:
  • De deelvragen zijn minder complex dan de hoofdvraag.
  • Je combineert niet twee type onderzoeksvragen met elkaar.
  • Je stelt alleen deelvragen op die je per se nodig hebt om je hoofdvraag te beantwoorden.
  • Je stelt altijd wel één of twee beschrijvende of vergelijkende deelvragen op.

Slide 5 - Tekstslide

Deelvragen
Volgorde deelvragen:
  • Door de eerste deelvraag te beantwoorden kun je aan de slag met de tweede deelvraag.
  • Je begint altijd met de beschrijvende en vergelijkende vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Soorten vragen
 
* beschrijvende vraag
* verklarende vraag     
* vergelijkende vraag 

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijvende vraag



Het antwoord op een beschrijvende vraag is de beschrijving van een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling.
Bijvoorbeeld: Wat zijn de spelregels van het voetbalspel?

Slide 8 - Tekstslide

Verklarende vraag
Het antwoord op een verklarende vraag geeft een verklaring voor een gebeurtenis of ontwikkeling.
Bijvoorbeeld: Waarom mogen kinderen onder de 18 jaar niet autorijden?

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijkende vraag

Slide 10 - Tekstslide

WAT ZIJN DE VERSCHILLEN TUSSEN HET SPELEN OP KUNSTGRAS EN OP ECHT GRAS?
A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vergelijkende vraag

Slide 11 - Quizvraag

HOEVEEL HARRY POTTER FILMS ZIJN ER UITGEBRACHT?
A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vergelijkende vraag

Slide 12 - Quizvraag

Het gaat hier om een?
A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vergelijkende vraag

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdvragen
1.  Niet te algemeen, duidelijk afgebakend
De periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven.
Wat? Wanneer? Waar?

Slide 14 - Tekstslide

Wat gebeurde er in de 2e wereldoorlog?
A
Is duidelijk afgebakend
B
Is niet algemeen
C
Is duidelijk afgebakend maar wel algemeen
D
Is algemeen en niet duidelijk afgebakend

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdvraag
2. Is eenduidig

Dus niet op meerdere manieren te beantwoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdvraag
3. Is haalbaar
Hij moet te onderzoeken zijn met de middelen en tijd die voor jou beschikbaar zijn

Slide 17 - Tekstslide

Welke onderzoeksvraag is haalbaar?
A
Is er leven op Mars?
B
Wat zou er anders zijn in je leven als de klok geen 12 maar 10 uur had?
C
Welke rol spelen kleine podia in de loopbaan van musici?
D
Wat is er eigenlijk nodig om over water te kunnen lopen?

Slide 18 - Quizvraag

Deelvragen
* Zijn onderdelen van de hoofdvraag
* Zorgen voor structuur in je onderzoek en in je verslag
* Maken het onderzoek completer

Slide 19 - Tekstslide

De conclusie
Als je de deelvragen hebt beantwoord, moet je een antwoord op de hoofdvraag kunnen geven. Dit doe je in de conclusie

Slide 20 - Tekstslide

"We kwamen erachter dat alle talen een woordje hebben dat lijkt op het Nederland­se ‘huh’. We waren zelf echt stomver­baasd"


A
Dat is een 1 april - grap die in 2014 op het nos-journaal als serieus nieuws gepresenteerd werd
B
Dat is één van de resultaten van een vergelijkende taalstudie door onderzoekers Mark Dingemanse van het Max Planck Instituut in Nijmegen.
C
Onderzoek naar het woordje 'huh' is geen serieus onderzoek
D
Dat is een baanbrekend onderzoek dat in 2001 de Nobelprijs voor toegepaste wetenschappen ontving.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Bedenk een goede deelvraag bij dit onderzoek

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Wat is de eindconclusie van dit filmpje?
A
De kerstboom was een oude Germaanse traditie die ook een plaats kreeg in het christelijke geloof en via Duitsland in Nederland kwam.
B
De kerstboom heeft niets te maken met het christelijke feest
C
De Romeinse keizer Constantijn was een christen en heeft de kerstboom ingevoerd
D
Dennen, sparren en zilversparren werden van oudsher vereerd bij de Germaanse stammen

Slide 25 - Quizvraag