13. Thema 2, week 2 Les 6a media en communicatie

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

lesdoel

Ik leer twaalf woorden over media en communicatie en kan deze woorden herkennen en gebruiken in een zin.

onderstreep de woorden

het decor

   de versiering van het toneel

Op toneel en bij televisie zie je een decor. Dit is het decor van The Voice of Holland.

de doelgroep

Een groep mensen voor wie iets bedoeld is.

De doelgroep van het Jeugdjournaal bestaat uit kinderen. Het 8-uur journaal richt zich op een oudere doelgroep.

een interview afnemen

vragen stellen aan iemand

WERKWOORD

Ik neem een interview af.

Hij neemt een interview af.

Wij nemen een interview af.

Ik/hij nam een interview af.

Wij namen een interview af.

Wij hebben een interview afgenomen.

Sara neemt een interview af.

Dit interview wordt gepubliceerd in een krant.

inzoomen

     met een cameralens iets groter in beeld brengen

WERKWOORD

Ik zoom  in.

Hij zoomt  in.

Wij zoomen in.

Ik/hij zoomde in.

Wij zoomden in.

Wij hebben ingezoomd.

het jongerenprogramma

een uitzending op televisie voor jongeren

Jongeren zijn tussen de 15 en 20 jaar.

Dit zijn allemaal jongerenprogramma's

van de publieke omroep.

de komiek

iemand die op toneel grappen maakt.

Jandino Asporaat is een bekende komiek en tegenwoordig maakt hij ook grappige televisie programma's.

de omroep

een organisatie die radio en televisie uitzendt

Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen.

Op Nederland 1, 2 en 3 zenden de publieke omroepen uit.

de privacy

     de mogelijkheid om alleen te zijn zonder gestoord te worden en zonder dat anderen je kunnen bespieden

Mijn privacy vind ik erg belangrijk. Ik wil niet dat iedereen mij mailberichten kan lezen.

het statief

een standaard voor een camera met drie of vier uitschuifbare poten

Het statief kun je heel laag maken maar ook heel hoog.

de talkshow

een televisieprogramma waarin mensen met elkaar praten

Eva Jinek presenteert een talkshow bij de commerciële omroep, RTL-4

vastleggen

     opnemen van een beeld op film of foto

WERKWOORD

Ik leg vast.

Hij  legt vast.

Wij leggen vast.

Ik/hij legde vast.

Wij legden vast.

Wij hebben vastgelegd.

Ik moest het beeld van dit vogeltje vastleggen.

Het is zo'n bijzonder plaatje.

verfilmen

   van een boek een film maken

WERKWOORD

Ik verfilm een boek

Hij  verfilmt een boek.

Wij verfilmen een boek.

Ik/hij verfilmde een boek.

Wij verfilmden een boek.

Wij hebben een boek  verfilmd.

De boeken van Harry Potter zijn allemaal verfilmd.

TAAL

 Thema 2, week 2
Les 6a

OPGAVE 1 d

leerkracht.snappet.org