Par. 3.5 de zee klopt op de voordeur

WELKOM!
Boek, aantekenblad 3.5 en pen op tafel. Etui in de tas.
Chromebook: inloggen in LessonUp, scherm half dicht zolang er geen quizvragen zijn.


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!
Boek, aantekenblad 3.5 en pen op tafel. Etui in de tas.
Chromebook: inloggen in LessonUp, scherm half dicht zolang er geen quizvragen zijn.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Lezen par. 3.5
  • Bespreken theorie met kleine opdrachten tussendoor

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 3.5
  • Je kent de betekenis van de begrippen uit paragraaf 3.5.
  • Je kent het verband tussen overstromingsrisico en de grootte van de bevolking/ bevolkingsdichtheid van een dijkring.
  • Je kent het verband tussen overstromingsrisico en de economische waarde van een dijkring
  • Je kent 4 soorten polders: je kunt ze herkennen, je weet hoe ze ontstaan zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe zandsuppletie werkt en hoe dat de schade bij kustafslag kan herstellen.
  • Je kunt bij een casus aangeven waarom er sprake is van dynamisch kustbeheer.
  • Je kunt aangeven op welke manier het klimaat in Nederland als gevolg van klimaatverandering extremer wordt.
  • Je kunt voorbeelden geven hoe we de leefomgeving aanpassen aan een ander klimaat (klimaatadaptatie). Hierbij gaan de maatregelen in op langere droge perioden, hogere neerslagintensiteit en/of hitte.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe beschermen wij ons land?
Dijkring: een stelsel van waterkeringen (dijken, dammen, duinen) en hogere gronden die het ingesloten gebied beschermen tegen overstromingen

1 / 10.000 per jaar betekent dat een gebied 1x in de 10.000 jaar mag overstromen.

Verschillen in risico. Waarom?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik kaartblad 35.
Welke kaart gaat over veiligheid per dijkring? Noteer kaartbladnummer (bladzijde) en kaartletter.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik kaart 35G.
1. Wat is de overstromingskans voor een groot deel van Noord- en Zuid-Holland?
2. Wat is de overstromingskans voor een groot deel van Zeeland?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik atlaskaart 35G, 35H en 35I.
De kans op een overstroming is in Zeeland groter dan van een groot deel van Noord- en Zuid-Holland (Randstad).
Wat is hier volgens kaart 35H en 35I de reden voor? Geef per kaart de reden.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verband?
Bevolkingsdichtheid
Hoe hoger de bevolkingsdichtheid, hoe lager het overstromingsrisico
Economische waarde
Hoe hoger de economische waarde, hoe lager het overstromingsrisico

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Polders in soorten en maten
Polder = een door dijken omgeven stukland waarin de waterstand kunstmatig kan worden geregeld.
In Nederland 4 soorten polders:
  1. Zeepolders
  2. Veenpolders
  3. Droogmakerijen
  4. IJselmeerpolders

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeepolder
Door sedimentatie door de zee bleef er veel klei en zand achter. Als je om zo'n opgeslibd stuk land een dijk legt heb je een zeepolder

Vooral Noord-Friesland en Noord-Groningen
Polder ontstaan door het bedijken van een kwelder

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veenpolder - Kinderdijk
!
Boezem
Veenpolder
Poldermolen
Dijk
Veengebied dat door bodemdaling nu onder NAP ligt
Veen klinkt in (zakt) na ontwatering (afvoeren van overtollig water).

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Droogmakerijen
Droogmakerijen zijn polders die ontstaan zijn door het leegpompen van een plas of een stuk zee (om landbouw en bewoning mogelijk te maken).

Water werd weggepompt en via een ringvaart afgevoerd.

Slide 13 - Tekstslide

Laat foto's zien van droogmakerijen en vraag de leerlingen om te beschrijven hoe ze zijn ontstaan en waarvoor ze worden gebruikt.

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

IJsselmeerpolder
  • 20e eeuw
  • Vroegere Zuiderzee
  • Flevoland/Noordoostpolder

Doel: nieuw landbouwgrond + nieuwe woningruimte
Droogmakerij in de voormalige Zuiderzee

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn drie soorten polders in Nederland.

Zet de polders op de juiste volgorde, van hooggelegen naar laaggelegen.
Droogmakerij
Veenpolder
Zeepolder

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn zeepolders makkelijker in te polderen dan droogmakerijen?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een zeepolder en een droogmakerij?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke letter laat de ligging van een
droogmakerij zien?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Je gaat nu aan de slag met:
Opdracht 2 en 3.

Tijd: 5 minuten
Hoe: zelfstandig, in stilte.

Eerder klaar? Maak een start met vraag 4. Hiervoor lees eerst de tekst.


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kustafslag
wegslaan van stukken strand of duin tijdens een storm.
Door klimaatverandering vaker stormen en stijging zeespiegel. Hierdoor meer kans op kustafslag
Zeereep
Eerste hoge, min of meer gesloten duinenrij vanuit zee gezien

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossingen: zandsuppletie
Zand vanuit zee op of vlak voor het strand spuiten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De Zandmotor of zandsuppletie werkt alleen bij een zeestroom van zuid naar noord.


Dynamisch kustbeheer
Kustbeheer in een breed duingebied waar men de natuur meer haar gang laat gaan.

Zandmotor als voorbeeld: zeestromen en wind verspreiden het zand op een natuurlijke manier. Een natuurlijk proces wordt zo in stand gehouden.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het proces waarbij er zand wordt neergelegd voor de kust om schade aan de kust te herstellen?
A
kustafslag
B
dynamisch kustbeheer
C
zandsuppletie
D
getijdenlandschap

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk letter in de bron, A, B, C, of D geeft de locatie aan die het meest geschikt is om nog een zandmotor aan te leggen?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de bron.
Geef aan waarom zandsuppleties een vorm van dynamisch kusbeheer is.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatadaptatie:
De omgeving aanpassen aan de gevolgen van het veranderende klimaat:
  1. Meer neerslag (in de winter)
  2. Langere droge perioden, afgewisseld met intensieve regenbuien.
  3. Meer hitte

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederlandse drinkwaterbedrijven maken zich zorgen over toekomstige waterschaarste. Om waterschaarste tegen te gaan, kunnen Nederlandse huishoudens water besparen. De Nederlandse overheid kan maatregelen nemen om water vast te houden. Noem een maatregel die Nederlandse huishouden kunnen nemen om water te besparen.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stichting MEERgroen wil af van betegelde tuinen zodat de wateroverlast door hevige neerslag vermindert. Noem het onderdeel van de waterkringloop dat makkelijker gaat door het verwijderen van tegels uit tuinen.
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Oppervlakteafstroming
D
Infiltratie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In woonwijken worden steeds meer maatregelen genomen om verdroging tegen te gaan. Noem twee van deze maatregelen.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Je gaat nu aan de slag met:
Opdracht 4, 5 en 6.

Atlaskaarten:


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies