In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Los alimentos, poder, verwijzen
Slide 1 - Tekstslide
el agua
la lechuga
la mantequilla
el vino
el arroz
el tomate
el pan
la patata
el jamón
el pollo
el cerdo
el plátano, la banana
Slide 2 - Sleepvraag
el queso
el yogur
la manzana
el zumo, el jugo
el mango
el brócoli
la cerveza
la naranja
Slide 3 - Sleepvraag
Het werkwoord PODER
Slide 4 - Tekstslide
ik kan
zij kunnen
hij kan
jullie kunnen
wij kunnen
jij kan
puedo
puedes
puede
podemos
podéis
pueden
Slide 5 - Sleepvraag
¿Qué significa PODER?
A
moeten, gaan
B
eten, nemen
C
drinken
D
mogen, kunnen
Slide 6 - Quizvraag
Poder is onregelmatig, want:
A
Poder is geen onregelmatig werkwoord
B
De O verandert in UE
C
De O verandert in een IE
D
De uitgangen op het eind zijn anders dan moet op -ER
Slide 7 - Quizvraag
Ik kan/mag is...
A
pueda
B
puedo
C
puedes
D
podemos
Slide 8 - Quizvraag
Wij mogen/kunnen is....
A
podemos
B
podéis
C
puedes
D
pueden
Slide 9 - Quizvraag
Zij kunnen/mogen is...
A
puedes
B
podéis
C
pueden
D
puede
Slide 10 - Quizvraag
Podéis betekent...
A
jullie mogen / kunnen
B
zij mogen / kunnen
C
ik mag / kan
D
wij mogen / kunnen
Slide 11 - Quizvraag
Laura ______ comer gluten. Mis padres no ______ beber alcohol. ¿Tú ______ tomar café? Manuel y yo no ______ comer carne. Vosotros ______ beber Coca Cola. Paco y Juan no ______ comer productos lácteos.