Soms 1pt voor juist antwoord en 1pt voor juist kruisingsschema
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Erfelijkheid havo3
BESPREKING - kijk na en geef jezelf punten
Iedere vraag goed = 2pt
Soms 1pt voor juist antwoord en 1pt voor juist kruisingsschema
Slide 1 - Tekstslide
Vraag 1
Slide 2 - Tekstslide
Mucoviscidose (cystic fibrosis) wordt veroorzaakt door een recessief allel. Twee gezonde ouders hebben een kind met mucoviscidose. Hoe groot is de kans dat het volgende kind van het koppel de ziekte niet heeft ? Maak een kruisingstabel.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 3 - Quizvraag
Vraag 2
Slide 4 - Tekstslide
Juiste antwoord gegeven? = 1pt
Juiste kruisingstabel? = 1pt
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Gezond = AA of Aa
Ziek = aa
Dus 3/4 is gezond = 75%
Slide 5 - Tekstslide
Een dominant allel R zorgt ervoor dat maïs-zaden gekleurd zijn, terwijl het recessieve allel r kleurloze zaden veroorzaakt. Wanneer men twee heterozygote planten kruist, welke fractie van de gekleurde zaden is dan heterozygoot?
A
1 op 2
B
2 op 3
C
3 op 4
D
allemaal
Slide 6 - Quizvraag
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Gekleurde zaden = AA of Aa
Heterozygoot = Aa dus 2/3
Slide 7 - Tekstslide
Vraag 3
Slide 8 - Tekstslide
Stel dat de kleur van een bloem bepaald wordt door een gen met twee allelen: het dominante S-allel codeert voor paarse bloemen, het recessieve allel voor witte bloemen. Je vindt een individu met paarse bloemen, en je zou willen weten of het gaat om een heterozygoot (Ss) of een homozygoot (SS). Met welke plant ga je de gevonden plant kruisen?
Geef alleen het meerkeuzeantwoord
Slide 9 - Open vraag
Vraag 4
Slide 10 - Tekstslide
Kortvingerigheid wordt bij de mens bepaald door een dominant allel. vraag 1: Kunnen twee ouders met normale vingers een kortvingerig kind krijgen? vraag 2: Kunnen twee kortvingerige ouders een kind met normale vingers krijgen?
A
Vraag 1: nee
Vraag 2: nee
B
Vraag 1: nee
Vraag 2: ja
C
Vraag 1: ja
Vraag 2: nee
D
Vraag 1: ja
Vraag 2: ja
Slide 11 - Quizvraag
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Korte vingers = AA of Aa
normale vingers = aa
vraag 1: Kunnen twee ouders met normale vingers een kortvingerig kind krijgen?
NEE
vraag 2: Kunnen twee kortvingerige ouders een kind met normale vingers krijgen?
JA
Slide 12 - Tekstslide
Vraag 5
Slide 13 - Tekstslide
Een zwart vrouwtjeskonijn wordt door een onbekend mannetje bevrucht. Er worden zwarte en bruine jongen geboren. Het allel voor zwarte (E) is dominant over het allel voor bruine vacht (e).
Wat kunnen de genotypen van de ouders zijn geweest?
A
vrouwtje: alleen Ee;
mannetje: zowel Ee als ee
B
vrouwtje: alleen Ee;
mannetje: alleen Ee
C
vrouwtje: zowel EE als Ee;
mannetje: zowel EE als Ee
D
vrouwtje: zowel EE als Ee;
mannetje: alleen Ee
Slide 14 - Quizvraag
P: Zwart x ?
F1: Zwart en bruin
Zwart = EE of Ee
Bruin = ee
P: Ee x ?e
F1: E? en ee
Slide 15 - Tekstslide
Vraag 6
Slide 16 - Tekstslide
Bij de fruitvlieg is het allel voor lange vleugels (T) dominant over dat voor korte vleugels (t). Twee vliegen (P-generatie) worden gekruist. De F1 bestaat uit 57 vliegen met lange vleugels. Er wordt een F2 verkregen die bestaat uit 631 vliegen met lange vleugels en 217 met korte vleugels.
Wat is op grond van deze gegevens, het genotype van de P-generatie?
A
TT en Tt
B
Tt en Tt
C
Tt en tt
D
TT en tt
Slide 17 - Quizvraag
In totaal bestaat de F2 uit 848 vliegen.
Daarvan hebben 631 (bijna 75% = 3/4) lange vleugels.
Een kruising die twee fenotypes oplevert in een verhouding 3:1 moet je direct herkennen: heterozygoot x heterozygoot.
De F1-generatie moet dus genotype Tt hebben gehad.
Welke kruising levert alleen maar genotype Tt op?
De kruising TT x tt. Dit zijn dus de genotypes van de P-generatie.
Slide 18 - Tekstslide
Vraag 7
Slide 19 - Tekstslide
Twee planten worden met elkaar gekruist. Bloemkleur wordt in deze soort bepaald door twee allelen. De eerste nakomeling heeft een bloemkleur die verschillend is van beide ouders. Hoe is dit mogelijk?
A
Bloemkleur erft in deze soort intermediair over.
B
Beide ouders waren heterozygoot voor bloemkleur (bloemkleur erft dominant of recessief over).
C
Er zijn twee mogelijkheden: bloemkleur erft intermediair over òf beide ouders waren heterozygoot voor bloemkleur (bloemkleur erft dominant of recessief over).
D
Dit is alleen mogelijk als bloemkleur recessief X-chromosomaal overerft.
Slide 20 - Quizvraag
Vraag 8
Slide 21 - Tekstslide
Argopecten irradians is een kamschelpsoort. Deze schelpdieren leven in de Atlantische oceaan langs de Amerikaanse kust. Er zijn drie allelen voor schelpkleur: ’geel’, ’oranje’ en ’zwart-wit’. Ouders produceren nakomelingen door zelfbevruchting. Een onderzoeker doet drie observaties:
1. Van de ouder met de gele schelp heeft 25% van de nakomelingen een zwart- witte
schelp en 75% een gele schelp.
2. Van de ouder met de zwart-witte schelp hebben alle nakomelingen een zwart-
witte schelp.
3. De ouder met de oranje schelp krijgt nakomelingen waarvan 25% een zwart-witte
en 75% een oranje schelp heeft.
Welk allel is of welke allelen zijn op grond van bovenstaande observaties dominant?
Slide 22 - Tekstslide
Geef alleen de letter van je meerkeuzeantwoord
Slide 23 - Open vraag
Let op! De vraag stelt dat ouders nakomelingen produceren door zelfbevruchting! Dus normaal gesproken is een kruising mama x papa, maar hier is het mama x mama (of papa x papa).
De eerste observatie stelt dat geel x geel zowel gele als zwart-witte nakomelingen oplevert, in de verhouding 3:1 (75% tegen 25%). Die verhouding zie je alleen bij een kruising van de vorm Aa x Aa. In dit geval moet 'A' overeenkomen met geel. Geel is dus dominant, zwart-wit recessief.
Observatie 2 stelt dat zwart-wit x zwart-wit alleen maar zwart-witte nakomelingen oplevert. Aangezien observatie 1 al had opgeleverd dat zwart-wit recessief moest zijn, moet dit dus overeenkomen met de kruising aa x aa.
Observatie 3 stelt dat oranje x oranje zowel oranje als zwart-witte nakomelingen oplevert in de verhouding 3:1. Ook hier weer moet dit dus een kruising in de vorm Aa x Aa zijn. Ook hier moet 'A' overeenkomen met oranje. Oranje moet dus dominant zijn ten opzichte van zwart-wit.
Het juiste antwoord is dus dat de allelen geel en oranje dominant moeten zijn.
Slide 24 - Tekstslide
Vraag 9
Slide 25 - Tekstslide
Bij de mens wordt de vorm van oorlellen bepaald door een gen met twee allelen (LO en LG). Er is sprake van intermediaire overerving. Mensen hebben daarom 'grote oorlellen' (LOLO), 'kleine oorlellen' (LGLO) of 'geen oorlellen' (LGLG). Bij welke ouders is de kans op kinderen "geen oorlellen" het grootst?
Maak kruisingstabellen!
A
groot x klein
B
klein x klein
C
geen x klein
D
groot x geen
Slide 26 - Quizvraag
Let op!
1pt voor juist antwoord
1pt voor 4x een juiste kruisingstabel!
Slide 27 - Tekstslide
Vraag 10
Slide 28 - Tekstslide
Hemofilie is een X-chromosomale aandoening, waarbij het bloed niet goed kan stollen (wat gevaarlijke situaties op kan leveren bij verwondingen). De meest voorkomende vorm van hemofilie is hemofilie A dat bij ca. 1 op de 5.000 mannen voorkomt. Bij vrouwen komt deze aandoening maar bij 1 op de 25.000.000 voor.
Welke uitspraak is juist? Een vrouw die aan hemofilie A lijdt en haar echtgenoot die niet aan hemofilie lijdt, krijgen samen......
A
Altijd zonen die ook aan hemofilie lijden, de dochters hebben een kans van 1 op 5.000
om drager te zijn
B
Altijd zonen die ook aan hemofilie lijden, de dochters zijn altijd dragers
C
Altijd dochters die aan hemofilie lijden, de zonen hebben een kans van 1 op 5.000
om drager te zijn
D
Altijd dochters die aan hemofilie lijden, de zonen zijn altijd dragers
Slide 29 - Quizvraag
Vraag 11
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Geef alleen de letter van je meerkeuzeantwoord
Slide 33 - Open vraag
Kleurenblindheid wordt veroorzaakt door een recessief allel op het X-chromosoom. Mannen die kleurenblind zijn, hebben het genotype XaY, mannen die niet kleurenblind zijn genotype XAY. Daan is kleurenblind (XaY). Van zijn vader moet hij het Y-chromosoom geërfd omdat vrouwen geen Y-chromosoom hebben. Daan kan het allel voor kleurenblindheid dus alleen van zijn moeder hebben geërfd, niet van zijn vader. Hetzelfde geldt voor Michiel. Hij moet het allel ook van zijn moeder hebben geërfd.
Slide 34 - Tekstslide
Vraag 12
Slide 35 - Tekstslide
Bekijk de de stamboom van vraag 11. Donkergekleurde familieleden zijn kleurenblind. Kleurenblindheid is een X-chromosomale aandoening. Hoe groot was de kans dat Michiel kleurenblind zou worden? Maak een kruisingsschema! Geef je antwoord in percentage % (zonder spatie).
Slide 36 - Open vraag
Xa
Y
XA
XAXa
XAY
Xa
XaXa
XaY
Slide 37 - Tekstslide
Vraag 13
Slide 38 - Tekstslide
Bij de mens wordt de bruine oogkleur bepaald door een dominant allel, de blauwe oogkleur door een recessief allel. Van welke ouderparen in onderstaande familiestambomen kan met absolute zekerheid het genotype voor oogkleur vastgesteld worden? Donkergekleurde individuen hebben bruine ogen.
A
Alleen van 1 en 2
B
Alleen van 1 en 3
C
Alleen van 2 en 3
D
Van zowel 1, 2 als 3
Slide 39 - Quizvraag
Voor oogkleur geldt dat genotype bb overeenkomt met blauwe ogen en genotype B∙ met bruine ogen.
In familie 1 heeft de vrouw genotype bb. Aangezien de vrouw dus een b-allel aan haar kinderen heeft doorgegeven èn haar kinderen bruine ogen hebben, hebben al haar kinderen genotype Bb. Het B-allel is afkomstig van de vader, maar er is niet met 100% zekerheid te zeggen of het genotype van de vader BB of Bb is.
In familie 2 heeft de vader genotype bb. Eén van zijn zonen heeft ook genotype bb. Aangezien één van die b-allelen van zijn moeder afkomstig is èn de moeder bruine ogen heeft, moet de moeder genotype Bb hebben. Alle bruinogige kinderen hebben een b-allel gekregen van vader en hebben dus genotype Bb. Daarmee is het genotype van alle familieleden met 100% zekerheid te geven.
In familie 3 heeft de zoon genotype bb. Eén b-allel komt van de bruinogige vader, die dus genotype Bb heeft. Het andere b-allel komt van de bruinogige moeder, die dus ook genotype Bb heeft.
Alleen van familie 2 en 3 is dus het genotype van de ouders met 100% zekerheid te bepalen.
Slide 40 - Tekstslide
Vraag 14
Slide 41 - Tekstslide
Moeder is drager XAXa, want haar vader is kleurenblind.
Vader is kleurenblind dus XaY, als je die genotypes in een kruisingsschema zet, dan heeft de helft van de kinderen kans op kleurenblindheid.
Dus antwoord B (2 van de 4).
Xa
Y
XA
XAXa
XAY
Xa
XaXa
XaY
Slide 42 - Tekstslide
Vraag 15
Slide 43 - Tekstslide
Bij een bepaalde dierensoort komen drie varianten voor: dieren met een oranje vacht, dieren met een bruine vacht en dieren met een rode vacht. Alle dieren met een oranje vacht zijn vrouwtjes, mannetjes zijn òf rood òf bruin. Deze vachtkleur erft X-chromosomaal over.
Als je een oranje vrouwtje kruist met een bruin mannetje, wat is dan de kans op een rode nakomeling?
Maak een kruisingsschema!
Op het eerste gezicht een lastige vraag, maar de sleutel tot het antwoord ligt bij de fenotypes. Vrouwtjes vertonen drie fenotypes, mannetjes maar twee.
Dit is alleen mogelijk als het een eigenschap betreft die 1) X-chromosomaal overerft en 2) intermediair overerft:
Vrouwtjes:
XRXR (rood)
XBXB (bruin)
XRXB (oranje)
Mannetjes:
XRY (rood)
XBY (bruin)
XB
Y
XR
XRXB
XRY
XB
XBXB
XBY
Antwoord is 25% = 1pt
Juist kruisingsschema = 1pt
Slide 44 - Tekstslide
Vraag 16 (laatste vraag)
Slide 45 - Tekstslide
In de familie van Billy komt een bepaalde erfelijke afwijking voor (bij de donker¬gekleurde individuen). Op welke manier kan deze eigenschap NIET overerven?
A
Autosomaal recessief
B
Autosomaal dominant
C
X-chromosomaal recessief
D
X-chromosomaal dominant
Slide 46 - Quizvraag
Bij dit soort vragen MOET je gewoon alle mogelijkheden proberen en kijken of het kan/lukt.