Herhaling toets blok 2

Regels
1)  Ik heb mijn spullen in orde voor de les.


2)  Ik reageer niet op anderen.

3) Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn beurt.


4) Ik luister naar de docent en praat niet door de les heen.


5) Ik ga niet in discussie met de docent.


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Regels
1)  Ik heb mijn spullen in orde voor de les.


2)  Ik reageer niet op anderen.

3) Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn beurt.


4) Ik luister naar de docent en praat niet door de les heen.


5) Ik ga niet in discussie met de docent.


Slide 1 - Tekstslide

Planning


Uitleg over spelling 10 minuten
Zelfstandig werken 20 minuten 

Slide 2 - Tekstslide

SAMENSTELLINGEN
Zijn twee zelfstandige woorden die je bij elkaar voegt.

Bijvoorbeeld:

Kerst + boom = kerstboom


Slide 3 - Tekstslide


Heeft het eerste deel een meervoud op -en-?

NEE?

Schrijf dan alleen een -E-
Voorbeelden:


Platteland
Hogeschool
Rodekool
Benzinegeur
Maneschijn
Zonnehoed

Slide 4 - Tekstslide


Heeft het eerste deel een meervoud op -en-?

JA?

Schrijf dan -en-




Voorbeelden:

Perensap
Paddenstoel
Koekenpan

Slide 5 - Tekstslide


Heeft het eerste deel een meervoud op -es-?

JA?

Schrijf dan alleen een -E-



Voorbeelden:


Douchekraan
Aspergesoep

Slide 6 - Tekstslide

Een tussen -s- schrijf je als je die hoort

Identiteitsbewijs
Stationshal
Dorpsstraat

Slide 7 - Tekstslide

eend + kroos =
A
eendenkroos
B
eendekroos

Slide 8 - Quizvraag

zon + hoed =
A
zonnenhoed
B
zonnehoed

Slide 9 - Quizvraag

maan + schijn =
A
maneschijn
B
manenschijn

Slide 10 - Quizvraag

groente + soep =
A
groentesoep
B
groentensoep

Slide 11 - Quizvraag

Splitsbaar werkwoord

Soms kan de persoonsvorm van een werkwoord gesplitst in de zin voorkomen.

Ruimt op komt van het hele werkwoord opruimen.
Ruimt en op horen bij elkaar en vormen samen één zinsdeel.





Slide 12 - Tekstslide

Ik zoek het moeilijke woord op.

Wat is de pv?
A
zoek op
B
zoek
C
op

Slide 13 - Quizvraag

Het meisje laat de hond uit.
Wat is de pv?
A
laat
B
uit
C
laat uit

Slide 14 - Quizvraag

Welke zijn de splitsbare werkwoorden?
opzoeken

teruglopen
verdienen
studeren
afblijven
verkopen




Slide 15 - Tekstslide

Je bewaart je geld in een....
A
portemonee
B
portemmonnee
C
portemmonee
D
portemonnee

Slide 16 - Quizvraag

Een ....... is een zomerse vrucht
A
ananas
B
annanas
C
anannas
D
annannas

Slide 17 - Quizvraag

Ik vind dit ....
A
reuzeleuk
B
reuseleuk

Slide 18 - Quizvraag

Hij wordt politie- ....
A
comisaris
B
commissaris

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoorden tt en vt

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm TT (tegenwoordige tijd)
Bij ik schrijf je de ik-vorm
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je stam + t
Bij je of jij achter de persoonsvorm schrijf je de ik-vorm 
Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord

Maar wat als je de persoonsvorm in de verleden tijd zet....

Slide 21 - Tekstslide

Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.

Tegenwoordige tijd: Ik zit op het Emma.

Verleden tijd: Ik .... op het Emma.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen.

Slide 22 - Tekstslide

Als de klank verandert.....

.........heb je te maken met een STERK werkwoord.

Voorbeelden van sterke werkwoorden zijn: weten, vinden, kunnen, slapen, lopen, vinden, vragen, lopen, enzovoort.

Slide 23 - Tekstslide

Als de klank niet verandert,
heb je te maken met een ZWAK werkwoord waar je in de verleden tijd 
te(n) of de(n) achterzet. 
Als je goed luistert, kun je het horen.




Slide 24 - Tekstslide

Stam en ik-vorm
De stam van een werkwoord is 
het hele werkwoord zonder -en. 

Vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de stam van dit woord?
roeien

Slide 26 - Open vraag

Wat is ik-vorm van dit woord?
roeien

Slide 27 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
wensen

Slide 28 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
wensen

Slide 29 - Open vraag

Wat is de stam van dit woord?
beloven

Slide 30 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van dit woord?
beloven

Slide 31 - Open vraag

't Taxi kofschip
Eindigt de stam op een 
T - X - K -F - S - C - H - P

Dan -t, -te of -ten in de verleden tijd of het voltooid deelwoord!

Slide 32 - Tekstslide

Zet het werkwoord PAKKEN in de verleden tijd.

ik ....
wij .....

 

Slide 33 - Tekstslide

Zet het werkwoord VINDEN in de verleden tijd.

ik ....
wij .....

 

Slide 34 - Tekstslide

Zet het werkwoord VERSTAAN in de verleden tijd.

ik ....
wij.....

 

Slide 35 - Tekstslide

Zet het werkwoord KLINKEN in de verleden tijd.

ik ....
wij.....

 

Slide 36 - Tekstslide

Zet het werkwoord LIJDEN in de verleden tijd.

ik ....
wij.....

 

Slide 37 - Tekstslide

Zet het werkwoord BEKIJKEN in de verleden tijd.

ik ....
wij.....

 

Slide 38 - Tekstslide

Zelf werken

  • Kader Blok 2 Spelling 2.8 - 2.9 - 2.10

timer
15:00

Slide 39 - Tekstslide