Cap 3 - les 5 + 6 24-25
1 / 25
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
¿Estás de acuerdo con 'viajar es vivir'? ¿Porqué?
Sí, estoy de acuerdo porque....
No, no estoy de acuerdo porque....
No sé, depende...porque
Slide 4 - Poll
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Zoek in het verhaaltje de uitdrukkingen: Siempre, todos los días, mientras. In welke verleden tijd staan de werkwoorden die volgen?
Slide 9 - Open vraag
Zoek in het verhaaltje de uitdrukkingen: un día, enseguida, de repente, entonces, inmediatamente, luego, unos minutos después. Welke werkwoorden staan erachter en in welke verleden tijd staan ze?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
De imperfecto wordt gebruikt voor:
A
jaartallen, handelingen in het verleden die zijn afgesloten
B
omschrijvingen, gewoonten en herhaaldelijke gebeurtenissen in het verleden
Slide 13 - Quizvraag
Staat deze zin in de imperfecto?
Ayer fui a la escuela
Ayer fui a la escuela
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quizvraag
Staat deze zin in de imperfecto?
Antes iba a la escuela
Antes iba a la escuela
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quizvraag
Indefinido
Imperfecto
Ayer
El año pasado
Todos los lunes
Antes
Hoy
Esta semana
Slide 16 - Sleepvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
¿Indefinido o imperfecto?
Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste
Slide 20 - Quizvraag
Welk signaalwoord duidt op een Indefinido?
A
siempre
B
en abril
C
normalmente
D
todos los días
Slide 21 - Quizvraag
Het signaalwoord "anoche" hoort bij de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 22 - Quizvraag
Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos
