Quiz CE Nederlands 23

Quiz eindexamen Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Quiz eindexamen Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar het eindexamen?
A
pen en schrift
B
woordenboek en aantekeningen
C
pen, markeerstift (en woordenboek)
D
woordenboek

Slide 2 - Quizvraag

Hoelang duurt het examen (zonder extra tijd)?
A
120 minuten
B
140 minuten
C
100 minuten
D
90 minuten

Slide 3 - Quizvraag

Uit hoeveel teksten bestaat het examen?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel van dit leesboek?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 5 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
want
B
omdat
C
en
D
maar

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
timer
1:00
maar, daarentegen
bijvoorbeeld, neem nou
ten eerste, als laatste, ABC
eerst, vervolgens, daarna
doordat, waardoor
tijdsvolgorde
oorzaak- gevolg
opsomming
tegenstelling
voorbeeld

Slide 7 - Sleepvraag

'De grote ... huis gaat.' (Regels 4-5)
A
Dit citaat is goed.
B
Dit citaat is fout.

Slide 8 - Quizvraag

Op welke manier kan een tekst NIET worden ingeleid?
Door ….
A
een deskundige voor te stellen.
B
de aanleiding te geven voor het schrijven van de tekst.
C
een conclusie te trekken.
D
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen.

Slide 9 - Quizvraag

Sleep het juiste tekstdoel naar het juiste plaatje.

Informeren
Amuseren

Activeren
Overtuigen

Slide 10 - Sleepvraag

Wat wil men weten als er wordt gevraagd naar de aanleiding van het schrijven van de tekst?
A
Hoe de schrijver op het idee is gekomen om de tekst te gaan schrijven.
B
Voor wie de tekst bedoeld is (publiek) .
C
Wat het doel is van de tekst.
D
Welke tekstsoort het is.

Slide 11 - Quizvraag

Een artikel bestaat uit 7 alinea’s. Welke alinea’s vormen hoogstwaarschijnlijk het middenstuk?
A
1 t/m 7
B
2 t/m 7
C
2 t/m 6
D
3 t/m 5

Slide 12 - Quizvraag

Wat moet je doen als je een tussenkopje moet bedenken voor meerdere alinea’s?
A
Kijken waar de eerste alinea over gaat.
B
Kijken waar de hele tekst over gaat.
C
Zoeken naar de hoofdgedachte van de tekst.
D
Kijken naar de overeenkomst tussen de alinea's.

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij het redengevend tekstverband?

A
daarom
B
want
C
omdat
D
daarmee

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband opsomming?

A
bovendien
B
zoals
C
verder
D
ook

Slide 15 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen niet bij elkaar?
A
maar, daarentegen, echter
B
op voorwaarde dat, als… dan, indien
C
waarmee, het doel is, om te
D
ook, soms, zoals

Slide 16 - Quizvraag

'De oogst is mislukt, doordat het al maanden ontzettend heet is."
Welk tekstverband (en volgorde) zit in deze zin?
A
gevolg - oorzaak
B
oorzaak - gevolg
C
middel - doel
D
doel - middel

Slide 17 - Quizvraag

Als er gevraagd wordt naar het (tekst)verband tussen alinea 3 en 4, waar ga je dan als eerste kijken?
A
in de eerste zin van alinea 3
B
in de laatste zin van alinea 3
C
in de eerste zin van alinea 4
D
Je leest gewoon het hele stuk door.

Slide 18 - Quizvraag

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 19 - Sleepvraag

Welke manier van het noteren van een adres is juist?

A
SG de Overlaat Postbus 259 5104 AG Waalwijk T.a.v. dhr. O. Dooijes
B
SG de Overlaat T.a.v. dhr. O. Dooijes Postbus 259 5104 AG Waalwijk
C
T.a.v. dhr. O. Dooijes SG de Overlaat Postbus 259 5104 AG Waalwijk
D
SG de Overlaat Postbus 259 T.a.v. dhr. O. Dooijes 5104 AG Waalwijk

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent t.a.v. in een zakelijke brief zoals 'T.a.v. mevr. Roodbol'?

A
ter aandacht van
B
te aangeschreven voor
C
ter attentie van
D
te attenderen voor

Slide 21 - Quizvraag

Welke datum- en plaatsnotering in een zakelijke brief is juist?

A
23 mei 2023, Doorn
B
Doorn, 23-5-2023
C
23-5-23 Doorn,
D
Doorn, 23 mei 2023

Slide 22 - Quizvraag

Welke conventies gelden niet bij een artikel?

A
titel
B
indeling in alinea's
C
passend taalgebruik
D
aanhef en groet

Slide 23 - Quizvraag

Welke aanhef van een zakelijke brief is juist als je de naam van de geadresseerde niet weet?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
Geachte hr, vrw,
C
Geachte heer/vrouw,
D
Geachte mr/mvr,

Slide 24 - Quizvraag

Op welke manier sluit je je zakelijke brief af?
A
M.v.g. + voor- en achternaam
B
Groeten, + voor- en achternaam
C
Met vriendelijke groet, + voor- en achternaam
D
Tot ziens, + voor- en achternaam

Slide 25 - Quizvraag

Tot slot

- Oefen oude examens via Examenblad.nl (of via examensite.nl);
- Zorg dat je weet wat er van je verwacht wordt bij het artikel, de zakelijke e-mail/zakelijke brief;
- Je bent er klaar voor! :)

Slide 26 - Tekstslide