Hij/zij en voorzetsels

Persoonlijke voornaamwoorden
Voorzetsels
HZS 7
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
ANT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Persoonlijke voornaamwoorden
Voorzetsels
HZS 7

Slide 1 - Tekstslide

hij
zij

Slide 2 - Tekstslide

naast
onder

Slide 3 - Tekstslide

in
uit

Slide 4 - Tekstslide

Hij ligt in bed.
A
B

Slide 5 - Quizvraag

Zij ligt onder de stoel.
A
B

Slide 6 - Quizvraag

Hij staat naast de auto.
A
B

Slide 7 - Quizvraag

Zij zit naast het kind.
A
B

Slide 8 - Quizvraag

Zij zit naast het kind.
A
B

Slide 9 - Quizvraag

Hij zit naast de tafel.
A
B

Slide 10 - Quizvraag

Hij staat naast de auto.
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Zij staat naast de man.
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag

Hij staat onder de auto.
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Hij ligt onder de stoel.
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

Zij ligt in bed.
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag