Les 1

Percentages optellen of aftrekken 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Percentages optellen of aftrekken 

Slide 1 - Tekstslide

Bij het kopen van een nieuwe auto moet je bij de netto catalogusprijs nog 37,7% BPM optellen.

Vraag: Bereken hoeveel euro BPM je moet betalen bij een auto met een netto catalogusprijs van €14490

Slide 2 - Open vraag

Bereken bij welke aanbieding je de meeste korting in euro's ?

Slide 3 - Open vraag

Bereken bij welke aanbieding je de meeste korting in procenten ?

Slide 4 - Open vraag

Bereken hoeveel korting je krijgt als je zowel de Notebook en de tablet koopt. Rond je antwoorden af op hele procenten.

Slide 5 - Open vraag

Uitrekenen hoe je van een percentage het volledige aantal kan krijgen

Slide 6 - Tekstslide

Het aantal leerlingen op een school zal volgend jaar afnemen met 18. Dat is een dalingen van 3%.

Bereken hoeveel leerlingen nu op de school zitten.

Slide 7 - Open vraag

SOME / ANY

Slide 8 - Tekstslide

difference????

Slide 9 - Tekstslide

We need some tomatoes
Do we need any tomatoes?

Slide 10 - Tekstslide

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 11 - Tekstslide

Vergelijk de volgende zinnen:
1. We need to buy some groceries.
2. I need one apple and two bananas.
3. We need to buy a lot of vegetables.

WHAT IS THE DIFFERENCE?

Slide 12 - Tekstslide

In general, some is used in positive sentences (+)


- I got some nice presents for Christmas this year.
- This job is going to take some time.

Slide 13 - Tekstslide

In general, any is used in negative sentences (-) and questions (?)


- I didn't get any nice presents for Christmas this year.
- I looked in the cupboard but I couldn't find any biscuits.
- Have you got any idea what she is saying?

MAAR! Als je denkt dat het antwoord op een vraag "JA" is, gebruik je some:
- Can I have some sugar, please?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Do you want ... lemonade?
A
any
B
nothing
C
what
D
some

Slide 16 - Quizvraag

Please get me ... coffee!

A
now a
B
any
C
some
D
one

Slide 17 - Quizvraag

Do you have ... friends
that play ice hockey?
A
some
B
most
C
any
D
no

Slide 18 - Quizvraag

Could I have ... ketchup, please?
(in a restaurant)
A
any
B
somebody
C
a little
D
some

Slide 19 - Quizvraag

Shouldn't you be doing ... homework for school?
A
some
B
any
C
yours
D
those

Slide 20 - Quizvraag

Bring ... fruit!
A
no
B
any
C
such
D
some

Slide 21 - Quizvraag

I need work.
... job will do.
A
Some
B
Anything
C
No
D
Any

Slide 22 - Quizvraag

Do you have ... idea where I can find the fruit department?
A
some
B
no
C
none
D
any

Slide 23 - Quizvraag

I haven't got ... money on me.
A
any
B
some
C
no
D
nothing

Slide 24 - Quizvraag

I need ... apples, but I don't need ... pears
A
any... any
B
some... some
C
any... some
D
some... any

Slide 25 - Quizvraag

Do you have ... pets?
(question to a stranger)
A
some
B
nobody
C
a
D
any

Slide 26 - Quizvraag

Don't let ... thing get in your way!
A
any
B
such
C
some
D
no

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij

Opsomming
A
Ten slotte
B
Echter
C
Net zo als
D
Dus

Slide 28 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij

Voorbeeld
A
Daarna
B
Zoals
C
Net zo als
D
Dus

Slide 29 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij

Doel - Middel
A
Eerst
B
Neem nou
C
Indien
D
Zodat

Slide 30 - Quizvraag

Welk verband staat in dit stukje tekst?

Het thuisonderwijs is over het algemeen goed gegaan, daarentegen zijn er wel leerlingen met achterstanden.
A
Chronologie
B
Vergelijking
C
Doel - Middel
D
Tegenstelling

Slide 31 - Quizvraag

Welk verband staat in dit stukje tekst?

Deze leerlingen waren over het algemeen minder vaak online aanwezig bij de lessen, dan de andere leerlingen.
A
Chronologie
B
Vergelijking
C
Doel - Middel
D
Tegenstelling

Slide 32 - Quizvraag

Welk verband staat in dit stukje tekst?

Als een leerling dan nog over wilde gaan naar het volgende schooljaar, dan moest hij of zij naar de zomerschool.
A
Voorwaarde
B
Vergelijking
C
Doel - Middel
D
Oorzaak - gevolg

Slide 33 - Quizvraag

Welk verband staat in dit stukje tekst?

Daardoor misten ze lesstof en kwamen ze niet opdagen voor online toetsmomenten.
A
Voorwaarde
B
Vergelijking
C
Doel - Middel
D
Oorzaak - gevolg

Slide 34 - Quizvraag

Welk verband staat in dit stukje tekst?

Met behulp van docenten, konden de leerlingen zo hun achterstanden wegwerken.
A
Voorwaarde
B
Vergelijking
C
Doel - Middel
D
Oorzaak - gevolg

Slide 35 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort niet bij het tekstverband:

Opsomming
A
daardoor
B
Ook
C
en
D
bovendien

Slide 36 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort niet bij het tekstverband:

Tegenstelling
A
maar
B
echter
C
hoewel
D
indien

Slide 37 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort niet bij het tekstverband:

Conclusie
A
Kortom
B
Dat betekent
C
Tevens
D
Dus

Slide 38 - Quizvraag