BK2 formatieve toets Kapitel 8
1 / 30
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Kies de juiste vertaling.
(Eet smakelijk) ... ! - Gleichfalls.
(Eet smakelijk) ... ! - Gleichfalls.
A
guten Apetit
B
Guten Appetit
Slide 2 - Quizvraag
Kies de juiste vertaling.
(Pardon) ... ! Wir möchten bestellen!
(Pardon) ... ! Wir möchten bestellen!
A
Entschuldigung
B
entschuldigen
Slide 3 - Quizvraag
Kies de juiste vertaling.
(drinken) Was möchtet ihr ... ?
(drinken) Was möchtet ihr ... ?
A
trunken
B
trinken
Slide 4 - Quizvraag
die Jeans
der Pullover
das Auge
die Frisur
der Stiefel
sportlich
die Mütze
das Kleid
die Kette
Slide 5 - Sleepvraag
Noem drie kleuren in het Duits:
Slide 6 - Open vraag
Noem 2 soorten sieraden mét lidwoord:
Slide 7 - Open vraag
die Flaschen
der Orangensaft
trinken - getronken
der Schmuck
kalt
der Körper
die Cola
das Wasser
der Tee
Slide 8 - Sleepvraag
Ergänze den Gegensatz (tegenstelling)
essen - .?.
essen - .?.
Slide 9 - Open vraag
Ergänze den Gegensatz (tegenstelling)
warm - .?.
warm - .?.
Slide 10 - Open vraag
Ergänze den Gegensatz (tegenstelling)
bitte - .?.
bitte - .?.
Slide 11 - Open vraag
de rekening
het toetje
de aardappelen
de saus
de tonijn
het ingrediënt
de vork
de ui
de ham
die Rechnung
der Schinken
der Nachtisch
die Gabel
die Soße
die Zutat
der Tunfisch
die Zwiebel
die Kartoffeln
Slide 12 - Sleepvraag
- Als Nachspeise nehme ich Rote Grütze. -
Wat betekent het woord: die Nachspeise?
Wat betekent het woord: die Nachspeise?
Slide 13 - Open vraag
- Möchten Sie Pommes oder Bratkartoffeln? -
Wat betekent het woord: die Bratkartoffeln?
Wat betekent het woord: die Bratkartoffeln?
Slide 14 - Open vraag
- Ich esse zum Frühstück nur eine Scheibe Brot. -
Wat betekent het woord: die Scheibe?
Wat betekent het woord: die Scheibe?
Slide 15 - Open vraag
- Ich mache eine Ausbildung als Bäcker. -
Wat betekent het woord: die Ausbildung?
Wat betekent het woord: die Ausbildung?
Slide 16 - Open vraag
Das ist
e
k
Mann
Das ist
Frau
Das ist
Kind
Das sind
Babys
Sleep het juiste onbepaalde lidwoord,
op de juiste plaats in het schema
op de juiste plaats in het schema
ein
ein
kein
kein
eine
eine
keine
keine
X
Slide 17 - Sleepvraag
kies het juiste woord.
Vegetarier essen ___ Tiere.
Vegetarier essen ___ Tiere.
A
kein
B
keine
Slide 18 - Quizvraag
kies het juiste woord.
Möchten Sie noch ___ Cola?
Möchten Sie noch ___ Cola?
A
ein
B
eine
Slide 19 - Quizvraag
kies het juiste woord.
Gibt es hier ___ guten Restaurants?
Gibt es hier ___ guten Restaurants?
A
kein
B
keine
Slide 20 - Quizvraag
kies het juiste woord.
Ich möchte bitte ___ Kaffee.
Ich möchte bitte ___ Kaffee.
A
ein
B
eine
Slide 21 - Quizvraag
kies het juiste woord.
Er darf ___ Salz essen.
Er darf ___ Salz essen.
A
kein
B
keine
Slide 22 - Quizvraag
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie
Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema
unser
dein
Ihr
euer
mein
ihr
ihr
sein
sein
Slide 23 - Sleepvraag
Kies het juiste woord.
(zijn) Ist das ___ Buch?
(zijn) Ist das ___ Buch?
A
sein
B
seine
Slide 24 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
(hun) Am liebsten isst __ Sohn Waffeln
(hun) Am liebsten isst __ Sohn Waffeln
A
ihr
B
ihre
Slide 25 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
(onze) Das sind ___ Gläser!
(onze) Das sind ___ Gläser!
A
unser
B
unsere
Slide 26 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
(jouw) Wie heißt ___ Schwester?
(jouw) Wie heißt ___ Schwester?
A
dein
B
deine
Slide 27 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
(jullie) Wie schmeckt euch ___ Nachspeise?
(jullie) Wie schmeckt euch ___ Nachspeise?
A
euer
B
euere
C
eure
Slide 28 - Quizvraag
(onze) Wann kommen _______ Kartoffeln endlich?
(mijn) ______ Wasser ist eiskalt - herrlich!
(uw) Wie heißt _______ Schwester?
(jouw) Ist ______ Brötchen lecker?
(hun) Ist das ______ Restaurant?
Sleep het juiste woord, op de juiste plaats.
sein
euer
unsere
Ihre
dein
deine
meine
mein
unser
ihr
