PTA 1 - Leesvaardigheid, Argumenteren en Literatuur
Een mini d-toets: test je kennis!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
PTA 1 - Leesvaardigheid, Argumenteren en Literatuur
Een mini d-toets: test je kennis!
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Mededeling opdracht Hanna Bervoets;
Overzicht onderdelen toets;
Oefening per onderdeel;
Tijd over? Zelfstandig aan de slag met D-toets (af)maken.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
1. Welke tekststructuur past bij een tekst waarbij in het middenstuk redenen, oorzaken en gevolgen aan de orde komen?
A
verklaringsstructuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
argumentatiestructuur
D
voor- nadelenstructuur
Slide 5 - Quizvraag
2. Met welke signaalwoorden kun je het tekstverband 'oorzaak-gevolg' herkennen? (Meerdere antwoorden zijn mogelijk.)
A
doordat
B
waardoor
C
omdat
D
daarom
Slide 6 - Quizvraag
Lees de tekst en beantwoord de vraag "Op welke manier wordt de tekst ingeleid?" op de volgende dia
Er zijn mensen die bij wijze van tijdverdrijf geregeld even surfen op huizensite Funda. Niet om een huis te zoeken, maar om zich heimelijk te vergapen aan de interieurfoto’s. Om vervolgens giechelend te constateren dat sommige mensen een heel andere smaak hebben, of misschien zelfs helemaal geen smaak. Die eikenhouten kast! Die bruine lamp boven de eettafel! Die reproducties aan de muur! Dat kán toch niet meer! Smaken verschillen, zo leren we als kind al. Maar is dat wel zo? Ontwikkelen we in de loop van ons leven allemaal een eigen, unieke smaak of zijn er toch overeenkomsten in wat we mooi of lelijk vinden?
Slide 7 - Tekstslide
3. "Op welke manier wordt de tekst ingeleid?"
A
een conclusie te trekken.
B
een opmerking plaatsen
C
een voorbeeld aan te halen.
D
een waarschuwing vooraf te geven.
Slide 8 - Quizvraag
3. "Op welke manier wordt de tekst ingeleid?"
A
doordat
B
waardoor
C
omdat
D
daarom
Slide 9 - Quizvraag
En meer...
onderwerp
hoofdgedachte
deelonderwerpen
...
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
1A ‘Ik weet nog goed hoe ik als vijfjarige trillend naar voren liep om bij die ontzagwekkende man op schoot te mogen zitten – en ik was heus niet bang uitgevallen. Volgens mij zijn kinderen nu, 35 jaar later, niet wezenlijk anders. Mijn zoontje van vijf gilt het uit als hij ‘s avonds een Piet tussen de berkenboompjes voor ons huis denkt te zien.’
Wat is het standpunt?
A
Ik weet nog goed hoe ik als vijfjarige trillend naar voren liep om bij de ontzagwekkende man op schoot te zitten
B
Ik was heus niet bang uitgevallen
C
Volgens mij zijn kinderen nu, 35 jaar later, niet wezenlijk anders.
D
Mijn zoontje van vijf gilt het uit als hij 's avonds een Piet tussen de berkenboompjes voor ons huis denkt te zien.
Slide 12 - Quizvraag
1B Welk argumentatieschema past erbij?
‘Ik weet nog goed hoe ik als vijfjarige trillend naar voren liep om bij die ontzagwekkende man op schoot te mogen zitten – en ik was heus niet bang uitgevallen. Volgens mij zijn kinderen nu, 35 jaar later, niet wezenlijk anders. Mijn zoontje van vijf gilt het uit als hij ‘s avonds een Piet tussen de berkenboompjes voor ons huis denkt te zien.’
A
B
C
D
Slide 13 - Quizvraag
1C Hoe noem je een dergelijke argumentatie?
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend (afhankelijk)
C
nevenschikkend (onafhankelijk)
D
onderschikkend
Slide 14 - Quizvraag
2. Van welk argumentatieschema is hier sprake?
"De opwarming van de aarde zorgt ervoor dat arme landen steeds meer problemen krijgen met hun watervoorziening. Zij hebben geen geld om water uit andere gebieden te halen, waardoor de tekorten aan drinkwater verder toenemen en het nog moeilijker wordt om voedsel te verbouwen."
A
kenmerken
B
voorbeelden
C
oorzaak-gevolg
D
voor- en nadelen
Slide 15 - Quizvraag
Aan welk signaalwoord kun je dat zien? "De opwarming van de aarde zorgt ervoor dat arme landen steeds meer problemen krijgen met hun watervoorziening. Zij hebben geen geld om water uit andere gebieden te halen, waardoor de tekorten aan drinkwater verder toenemen en het nog moeilijker wordt om voedsel te verbouwen."
Slide 16 - Open vraag
3. Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?
"Je moet niet sporten met een lege maag. Het glucosegehalte in je bloed daalt namelijk. Je loopt dan zelfs de kans om flauw te vallen."
A
kenmerken
B
voorbeelden
C
oorzaak-gevolg
D
voor- en nadelen
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Bij een tijdverdichting...
A
... vat de schrijver de verstreken tijd samen in een paar woorden.
B
... slaat de schrijver periodes over (regels wit) en besteedt er geen woorden aan.
Slide 20 - Quizvraag
De vertelde tijd van een verhaal geef je weer in ...
A
… uren, dagen, jaren
B
... regels, pagina’s
Slide 21 - Quizvraag
Kan perspectiefwisseling een open plek tot gevolg hebben? Geef een beargumenteerd antwoord.
Slide 22 - Open vraag
En verhaalmotief is een terugkerend element in een verhaal of roman.