4 VWO de ingezonden brief

Schrijfvaardigheid 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid 

Slide 1 - Tekstslide

Eerst even wat basiskennis herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Betoog 
Beschouwing
Uiteenzetting
informeren
opiniëren
overtuigen

Slide 3 - Sleepvraag

Beschrijf in één zin wat de hoofdgedachte ook alweer inhoudt.

Slide 4 - Open vraag

Inleiding
Een goede tekst bestaat uit drie delen: een inleiding, een middenstuk en een slot. 

De inleiding van een tekst heeft twee functies:

  • de aandacht van het publiek trekken
  • het onderwerp van de tekst introduceren

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding: aandacht trekken
De aandacht trekken van het publiek kan op de volgende manieren: 

  • een verwijzing naar een actuele gebeurtenis
  •  een terugblik in de de tijd
  •  een of meer voorbeelden (anekdote)
  •  de ik-opening (persoonlijke ervaring)
  •  belang voor de lezer benoemen 


Slide 6 - Tekstslide

Inleiding: pakkend schrijven
een intrigerende vraag:
- Waarom denken zoveel mensen dat wiskunde heel moeilijk is?
‘schokkende’ of opvallende cijfers:
- Een op de tweehonderd inwoners van de Verenigde Staten zit achter slot en grendel.
een paradox (een schijnbare tegenstelling):
- Onze kennis van de wereld wordt steeds groter en tegelijkertijd weten we steeds minder.
een prikkelend citaat:
- ‘Er zijn drie soorten leugens: leugens, keiharde leugens en statistieken’, zei Benjamin Disraeli.
een suggestieve of raadselachtige opsomming:
- Een geweer, een koe, een boom en een vrouw. Wat hebben deze woorden met elkaar te maken?


Slide 7 - Tekstslide

Slot
  • bevat veelal de hoofdgedachte (de conclusie) van de tekst (meestal in één zin geformuleerd). 
  • Vaak begint het slot met een signaal, zoals kortom, al met al, we hebben dus gezien dat ..., ik rond nu af met ....
  • Naast de hoofdgedachte bevat het slot soms (een combinatie van):

  1. een samenvatting in enkele zinnen (niet bij korte teksten)
  2. een afweging
  3. een aansporing of een aanbeveling
  4. een toekomstverwachting


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Alinea's en kernzinnen 

Slide 10 - Tekstslide

Titel
Er zijn twee soorten titels:

  • informerende titel: geeft aan waarover een tekst gaat 
      Leven met een kind met het syndroom van Down.
  • een motiverende titel: maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst
       Ups en Downs.

Teksten hebben soms een combinatie van een motiverende titel en een informerende ondertitel: De ware ware
Hoe ziet jouw ideale partner eruit? 


Slide 11 - Tekstslide

Middenstuk
  • Het onderwerp van de tekst wordt in het middenstuk uitgewerkt in deelonderwerpen.

  • vragen uit de inleiding worden beantwoord, het standpunt wordt beargumenteerd, er worden oplossingen en/of verklaringen gegeven voor het probleem enz. 
 
  • Het middenstuk bevat meerdere deelonderwerpen. Zo’n deelonderwerp bestaat soms uit één alinea, maar meestal uit meerdere alinea’s.

Slide 12 - Tekstslide

De ingezonden brief

Slide 13 - Tekstslide

Wat is volgens jou een ingezonden brief?

Slide 14 - Open vraag

De ingezonden brief
Post van de lezer:

Als lezer schrijf je een brief of tekst aan de redactie van een krant of tijdschrift waarin je reageert op een nieuwsfeit of uitspraken van auteur 

Slide 15 - Tekstslide

De ingezonden brief
Wat doe je als je reageert op een nieuwsfeit?

• Noem het nieuwsfeit waarop je reageert.
• Geef aan waarom je je daarover kwaad of ongerust maakt.
• Geef zo mogelijk aan wat er volgens jou moet gebeuren of veranderen.


Slide 16 - Tekstslide

De ingezonden brief
Wat doe je als je reageert op een artikel waar je het niet mee eens bent?

Eerste manier:

• In je inleiding vermeld je op welk artikel je reageert en herhaal je het standpunt
    waarmee je het niet eens bent.
• Noem de argumenten die volgens jou niet kloppen.
• Weerleg die argumenten:
 – Toon bij feitelijke argumenten aan dat de feiten onjuist zijn.
 – Val bij niet-feitelijke argumenten de ondersteuning aan die de auteur in zijn artikel geeft.
• Sluit de ingezonden brief af met je eigen standpunt.

Slide 17 - Tekstslide

De ingezonden brief
Wat doe je als je reageert op een artikel waar je het niet mee eens bent?

tweede manier:

In je inleiding vermeld je op welk artikel je reageert en herhaal je het standpunt van de auteur.
 • Noem kort enkele van de argumenten, maar ga er niet verder op in.
 • Geef je eigen (tegenovergestelde) standpunt.
 • Geef jouw betere (!) argumenten voor dat (tegenovergestelde) standpunt.
 • Ondersteun de argumenten met uitleg en/of voorbeelden.


Slide 18 - Tekstslide

De ingezonden brief
Aandachtspunten bij het schrijven van de ingezonden brief: 

• Noem in de eerste zin het nieuwsfeit of het artikel waarop je reageert: de datum, de titel en – als die bekend is – de naam van de auteur.
• Begin met het belangrijkste.
• Citeer de zinnen waarover je iets wilt zeggen; dan kan later niemand beweren dat jij iemands woorden verdraaid hebt.
• Let op de toon van je brief. Je hebt drie mogelijkheden:
– zakelijk; dan maakt je betoog een degelijke indruk;
– verontwaardigd; je kwaadheid tonen kan functioneel zijn;
– ironisch; zo krijg je de lachers op je hand.

Slide 19 - Tekstslide

AUB-model 
Argument:
‘Een agent op school zorgt voor meer veiligheid.’
Uitleg:
‘Want, een agent kan gelijk ingrijpen
als er iets op school gebeurt. Ook zullen leerlingen minder snel strafbare dingen doen, omdat ze weten dat ze betrapt kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat situaties niet uit de hand lopen. Dat is goed, want het is belangrijk dat school veilig is zodat iedereen zich prettig voelt en goed kan leren.’
Bijvoorbeeld:
‘Als er op school een telefoon gestolen wordt, kan een agent gelijk uitzoeken wie dit heeft gedaan. Dan gaat niet iedereen elkaar vals beschuldigen. Ook zal iemand minder snel nog iets gaan stelen want
je weet dat je waarschijnlijk gepakt zult worden. Als er niets meer gestolen wordt op school, zal de sfeer ook verbeteren. Iedereen vertrouwt elkaar dan meer.’

Slide 20 - Tekstslide

Argumenteren
  • Standpunt: mening, oordeel, opvatting
  • Argument: reden, motief
  • Tegenargument: Een tegenargument ontkracht een standpunt
  • Weerlegging: de ontkrachting van een argument
(ST) Het nieuws zou meer aandacht moeten krijgen in de klas, (A) want leerlingen weten vaak nauwelijks wat er speelt. 
(TA) Scholen besteden bij maatschappijleer al voldoende aandacht aan het nieuws.
(WL): Leerlingen volgen het nieuws vaak op een andere manier, bijvoorbeeld via social media. Ze weten wel degelijk wat er in de wereld speelt. 

Slide 21 - Tekstslide

Signaal- en functiewoorden

Slide 22 - Tekstslide

De opdracht
Je gaat een ingezonden brief schrijven over het door jou gekozen onderwerp.
Je mag zelf kiezen of je op het nieuwsfeit in het algemeen reageert of op een specifiek een van de geanalyseerde artikelen.
Zie opdracht in Peppels.
Je ingezonden brief bestaat uit minimaal 350 woorden. 
De brief wordt getypt in de les en direct ingeleverd in Peppels. 

Slide 23 - Tekstslide