Quiz afweer

Quiz afweer
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz afweer

Slide 1 - Tekstslide

Krijn is nooit tegen de bof gevaccineerd en heeft de ziekte nog niet gehad.
Door de activiteit van welke cellen zal hij bij een besmetting van de bof kunnen genezen?

A
geheugencellen, B-cellen en T-cellen
B
B en T-cellen
C
alleen geheugencellen en B-cellen
D
alleen B-cellen

Slide 2 - Quizvraag

Difterie
Op kerstavond 1891 injecteerde Ernst Geissler serum bij een kind dat leed aan difterie. Het kind genas wonderwel. Welke vorm van immunisatie is dit?

A
kunstmatig actief
B
kunstmatig passief
C
natuurlijk actief
D
natuurlijk passief

Slide 3 - Quizvraag

Antistofvorming
Een hoeveelheid van een specifiek antigeen wordt bij iemand ingespoten.
Bekijk afb. 4. Grafiek P geeft het verband aan tussen de hoeveelheid antistof die na de injectie wordt gevormd en de tijd die nodig is voor deze vorming.

Hoe ziet de lijn eruit als de patiënt na een paar weken weer met dit specifieke antigeen wordt ingespoten?

A
Q
B
P
C
R
D
S

Slide 4 - Quizvraag

Resusfactor
Een vrouw heeft resusnegatief bloed. Indien zij in verwachting is van een kind met resuspositief bloed, bestaat er in bepaalde gevallen een kans dat rode bloedcellen van het kind worden afgebroken.
Enkele maanden voor de geboorte kun je deze kans onderzoeken. Je moet dan bloed van (1) onderzoeken op de aanwezigheid van (2).

A
1 = bloed kind 2 = antigenen
B
1 = bloed moeder 2 = antigenen
C
1 = bloed kind 2 = antistoffen
D
1 = bloed moeder 2 = antistoffen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is fagocyteren?
A
opvreten van ziektekiemen door witte bloedcellen
B
de specifieke afweer van T cellen
C
de specifieke afweer van B cellen
D
verhoogde bloedingsneiging

Slide 6 - Quizvraag

Welke cellen zorgen voor de aanmaak van antistoffen?
A
t-cellen
B
b-cellen
C
macrofagen
D
geheugencellen

Slide 7 - Quizvraag

Welke cellen zorgen voor het kapotmaken van geïnfecteerde cellen?
A
t-cellen
B
b-cellen
C
macrofagen
D
geheugencellen

Slide 8 - Quizvraag

Welke cellen zorgen voor immuniteit?
A
t-cellen
B
b-cellen
C
macrofagen
D
geheugencellen

Slide 9 - Quizvraag

Is het binnenkrijgen van antistoffen via moedermelk een voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en Kunstmatig
B
Passief en Natuurlijk
C
Actief en Kunstmatig
D
Actief en Natuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Wat was ook alweer een APC?

Slide 11 - Open vraag

Kay werd in Afrika besmet met gele koorts. Lijn R in de grafiek hiernaast toont de vorming van antistoffen in zijn bloed.

Een jaar later wordt Kaj weer besmet.
Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze tweede infectie?

A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn R
D
Lijn S

Slide 12 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 13 - Quizvraag


A
Bloedplaatsjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 14 - Quizvraag

Op tijdstip P wordt iemand geïnfecteerd met een bepaalde ziekteverwekker. Op tijdstip Q, een jaar later, treedt voor de tweede keer infectie op met dezelfde ziekteverwekker. De concentratie antistoffen in het bloed ondergaat hierdoor veranderingen.

In de diagrammen wordt het verband tussen concentratie antistof en de tijd weergegeven.
Welke geeft de te verwachten concentraties antistoffen weer als gevolg van infecties op de tijdstippen P en Q?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Uit welke type cellen zijn plasmacellen ontstaan?
A
Fagocyten
B
Cytotoxische T-cellen
C
T-helpercellen
D
B-lymfocyten

Slide 16 - Quizvraag

Antistoffen
In de volgende gevallen worden bij de mens weefsels overgebracht:
1 bij een harttransplantatie;
2 bij een transfusie waarbij iemand met bloedgroep AB zonder resusantigeen voor de eerste keer bloed krijgt van iemand met bloedgroep AB met resusantigeen;
3 bij een bypassoperatie, waarbij een stukje bloedvat uit een been van een patiënt wordt overgebracht naar zijn hart.
In welk geval of in welke gevallen bestaat de kans dat antistoffen tegen het overgebrachte weefsel of tegen de overgebrachte cellen worden geproduceerd?

A
alleen 1
B
alleen 1 en 2
C
alleen 1 en 3
D
bij 1 en 2 en 3

Slide 17 - Quizvraag

vraag 5 de bof is terug
Na invoering van de Bof-Mazelen-Rodehond-vaccinatie (BMR-vaccinatie) leek de bof in Nederland zo goed als verdwenen. Maar in het voorjaar van 2010 werd een toenemend aantal gevallen van de bof gemeld, vooral onder studenten. De zieke studenten waren zowel toen ze 14 maanden oud waren als in hun negende jaar tegen de bof gevaccineerd. 
 Besmetting vindt gemakkelijk plaats via speekseldruppeltjes. Het virus veroorzaakt koorts en ontsteking van een of beide oorspeekselklieren. Bij minder dan 1% van de patiënten kan hersenvliesontsteking optreden. Soms treedt onvruchtbaarheid op door ontsteking van de testes. 

Slide 18 - Tekstslide

De studenten die in het ziekenhuis werden opgenomen kregen geen antibiotica toegediend om de bof te bestrijden.
Waarom hadden antibiotica geen nut?

Slide 19 - Open vraag

Jos en Krijn bezoeken de open dag van de Hogeschool Utrecht. Na afloop horen zij dat het bofvirus ook daar voorkomt. Zij opperen een aantal ideeën over de bofuitbraak onder studenten
.1 Het bofvirus kan gemuteerd zijn, waardoor de immuniteit bij de studenten daartegen niet meer werkte.
2 Natuurlijke immuniteit voor de bof werkt levenslang, kunstmatige niet.
3 Tentamenstress kan het immuunsysteem van de studenten tijdelijk uitschakelen.
Welke uitspraken kunnen verklaren dat de bof onder studenten van de Hogeschool Utrecht weer de kop heeft opgestoken?

A
stelling 1 en 2
B
stelling 1 en 3
C
stelling 2 en 3
D
alle stellingen

Slide 20 - Quizvraag