H13.4 les 9 + 10+ 11 Gehaltebepaling

H13.4 Gehaltebepaling
Op de volgende dia's wordt het rekenen aan oplossingen herhaald. 
Dit heb je nodig om aan titraties te kunnen rekenen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H13.4 Gehaltebepaling
Op de volgende dia's wordt het rekenen aan oplossingen herhaald. 
Dit heb je nodig om aan titraties te kunnen rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen rekenen met Gehaltes
  • 1 % = 1/100

  • massa% =                                          %

  • % schrijven als factor
      25% van 2,0 gram = 0,25* 2,0 = 0,50 gram





  • volume% =                                            %

m(mensel)m(A)100
2,0 gram
... gram
100%
25%
V(mensel)V(A)100

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen rekenen met Gehaltes
  • 1 ppm = 1 miljoenste

  • massa-ppm =                                          ppm

  • ppm schrijven als factor
      25 ppm  = 25*10-6



  • 1 ppb = 1 miljardste

  • massa-ppb =                                            ppb

  • ppb schrijven als factor
       10 ppb  = 10*10-9


m(mensel)m(A)106
2,0 gram
... gram
106 ppm
25 ppm
m(mensel)m(A)109
2,0 gram
... gram
109 ppb
10 ppb

Slide 3 - Tekstslide

Molariteit

  • De notatie [formule] wordt gebruikt om de molariteit van een oplossing aan te geven.
  • Bijv. [H+]=0,10 M
  • Hier staat: de concentratie/molariteit van H+ ionen is 0,10 mol per liter oplossing.
  • Je zegt ook wel: de concentratie is 0,10 molair.



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

concentratie = mol / L
[A] = n / V   dus
n = V x [A]  en
V = n : [A]

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
  • gegeven: 5,0 mol NH3 wordt opgelost in
                          20 L water
    gevraagd: wat is de Molariteit van de
                          oplossing
  • de molariteit is 5 mol / 20 L = 0,25 M
[A] = n / V   dus
n = V x [A]  en
V = n : [A]

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
  • gegeven: 0,25 M ammonia
    gevraagd: hoeveel mol NH3 is er opgelost
                           in 200 mL ammonia
  • ammonia = NH3 opgelost in water
    0,200 L x 0,25 M = 0,05 mol NH3
    of 200 mL x 0,25 M = 50 mmol NH3 = 0,05 mol NH3

Slide 8 - Tekstslide

Je lost 1,30 mol keukenzout (NaCl) op in 6,0 liter water. Bereken de molariteit van de oplossing die ontstaat.
Geef je antwoord in het juiste aantal significante
cijfers

Slide 9 - Open vraag

Je lost 0,348 mol Na3PO4 op in 4,20 liter
water. Geef eerst de oplosvergelijking van
Na3PO4 en bereken dan [ Na+ ].

Slide 10 - Open vraag

Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.

vraag a) Wat is de notatie van een zwavelzuuroplossing?
A
H2SO4(aq)
B
HSO4(aq)+H3O+(aq)
C
SO42(aq)+2H3O+(aq)

Slide 11 - Quizvraag

Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.
vraag b) Bereken hoeveel mmol H3O+ (aq) aanwezig is in de oplossing.

(Tip: wanneer je rekent met kleine volumes (bijv mL) is het
handig om 0,200 mol/L te lezen als 0,200 mmol /mL)

Slide 12 - Open vraag

oefenen, oefenen, oefenen, .....
Na deze herhalings-Lesson-Up over H4.4 kun je zelf kijken of je het begrepen hebt. Goede oefenopgaven zijn:
  • opgave 27, 28, 29 en 30
  • NOVA online - Versterk jezelf
 
 

Slide 13 - Tekstslide

titratie
een titratie is een analysemethode om de onbekende molariteit van een stof te bepalen

Slide 14 - Tekstslide

Hoe werkt een titratie?
Doel: bepalen van de onbekende concentratie
             van een oplossing 

  • Erlenmeyer (A) met oplossing met onbekende 
     
    concentratie.
  • Buret (B) bevat de oplossing met bekende 
     
    concentratie.
  • Met kraantje (C) kun je heel nauwkeurig vloeistof    
      toevoegen.
A
B
C

Slide 15 - Tekstslide

Hoe werkt titratie?
  • A en B reageren in een bekende molverhouding.
  • Door kleuromslag is te zien wanneer A op is. 

Bij zuurbase reacties --> indicator toevoegen
Bij redox --> stoffen veranderen zelf van kleur

  • Met een berekening wordt de onbekende 
      concentratie bepaald. Je gebruikt hiervoor het 7-stappenplan rekenen.
A
B
C

Slide 16 - Tekstslide

5

Slide 17 - Video

00:40
In zoutzuur is fenolftaleïne kleurloos. Als alle zoutzuur op is, zie je een kleurverandering omdat de natronloog dan niet meer weg reageert. Welke kleur krijgt de oplossing dan? Gebruik Binas tabel 52A

Slide 18 - Open vraag

01:13
Hoe komt het dat de oplossing roze wordt op de plek waar de druppels vallen?
A
daar reageren de stoffen met elkaar en wordt het warm
B
op die plek zit de fenolftaleïne
C
op die plek reageert zoutzuur weg en is er teveel natronloog
D
op die plek reageert natronloog weg en is er teveel zoutzuur

Slide 19 - Quizvraag

01:45

Op de plek waar de druppel natronloog valt, reageert het zoutzuur weg. Daardoor is er op die plek teveel natronloog. 
Als je goed mengt, reageert alle natronloog weg.
Hoe meer natronloog je toevoegt, hoe minder zoutzuur over blijft, hoe langer het duurt tot de roze kleur verdwijnt.

Slide 20 - Tekstslide

02:42
Door het toevoegen van één druppel natronloog reageert het laatste beetje zoutzuur weg. De roze kleur verdwijnt niet meer. Je moet nu direct stoppen met toevoegen van natronloog. Alle zoutzuur is dan precies opgereageerd met het toegevoegde natronloog.
Je noemt dit het EQUIVALENTIEPUNT

Slide 21 - Tekstslide

02:58
Je leest de buret van BOVEN naar BENEDEN af.
Lees de buret af op twee cijfers achter de komma (het 2e cijfer moet je schatten)

Slide 22 - Tekstslide

Onbekende concentratie berekenen
Met de resultaten van dit experiment kun je de onbekende concentratie van het zoutzuur berekenen. 
Je gebruikt hiervoor het 7-stappenplan rekenen

Slide 23 - Tekstslide

Titratie berekeningen (7-stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking (vaak gegeven)
  2. Noteer de molverhouding
  3. Wat is gegeven, wat wordt gevraagd?
  4. Bereken gegeven: mol toegevoegde stof(buret) = … liter * .... M
  5. Bereken mol gereageerde stof(pipet) (met de molverhouding)
  6. Bereken gevraagde molariteit:
    mol gereageerde stof / volume pipet (omgerekend naar L)
  7. Controleer: A  L  L  E  S

Slide 24 - Tekstslide

stap 1 reactievergelijking
  • Deze is vaak gegeven of kun je afleiden uit de tekst.
  • Zoutzuur is een sterk zuur en splitst in H+ en Cl- 
  • Natronloog is een oplossing van natriumhydroxide: Na+ en OH- 
  • Het zuur en de base reageren met elkaar H+ + OH -> H2O
     (de andere ionen zijn tribune-ionen)

Slide 25 - Tekstslide

stap 2 molverhouding
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol

Slide 26 - Tekstslide

stap 3 gegeven/ gevraagd
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (in mL)

voor de titratie
buret
pipet

Slide 27 - Tekstslide

stap 3 gegeven/ gevraagd
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet

Slide 28 - Tekstslide

stap 4 bereken mol bekende stof
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet
uit de buret:
 
25,40 mL = 25,40.10-3 L
dus 25,40.10-3 L x 0,10 M = 25,40.10-4 mol OH- toegevoegd

Slide 29 - Tekstslide

stap 5 bereken mol gevraagde stof
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet
uit de buret:
 25,40.10-4 mol OH- toegevoegd
met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H+
want H+ : OH- = 1:1

Slide 30 - Tekstslide

stap 6 bereken gevraagde molariteit 
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet
met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H+ in 25,00 mL

dit is 25,40.10-4 mol/25,00.10-3 L
       = 1,016.10-1 mol/L
       = 1,016.10-1 M

Slide 31 - Tekstslide

stap 7 Controleer
A ntwoord gegeven op de vraag?
L ogisch? (kan het kloppen)
L eesbaar?
E enheid?
S ignificantie?

Slide 32 - Tekstslide

Eigen werk
Bestudeer H13.4
Bestudeer voorbeeldopdracht 7 & 8
Leer de vetgedrukte begrippen.
Maak opgave 30 t/m 33
(werk hieraan ma, di en do)

Slide 33 - Tekstslide