Opdracht:
Cursist A: Je hebt een nieuwe broek gekocht. Na een week is de rits al kapot. Je gaat met de broek terug naar de winkel. Vertel wat je klacht is en welke oplossing je wilt.
Cursist B: Je werkt in een kledingwinkel. Een klant komt met een klacht. Reageer op de klacht en de oplossing.