Verbes avoir, aller, devoir

  • Voca
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • Werkwoorden avoir, aller en devoir
  • In de présent, passé composé en imparfait
  • Vocabulaire

Slide 2 - Tekstslide

Les roues
Vervoeg het werkwoord avoir, aller of devoir in de gevraagde tijd en persoon.

Slide 3 - Tekstslide

Avoir = hebben

Présent
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Passé composé
hulpwerkwoord = avoir
voltooid deelwoord = eu

Imparfait
nous-vorm présent - ons
+ uitgang ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 4 - Tekstslide

Vervoeg: avoir - présent - nous

Slide 5 - Open vraag

Vervoeg: avoir - passé composé - mon père

Slide 6 - Open vraag

Vervoeg: avoir - imparfait - tu

Slide 7 - Open vraag

Vervoeg: avoir - présent - elles

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg: avoir - passé composé - j'

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg: avoir - imparfait - vous

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg: avoir - présent - Camille

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg: avoir - passé composé - tu

Slide 12 - Open vraag

Vervoeg: avoir - imparfait - mes amis

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: Ik heb vertrouwen in jou.

Slide 14 - Open vraag

Vertaal: Wij hebben koffie gehad.

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: Hadden zij een hond?

Slide 16 - Open vraag

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord avoir in de présent.

Slide 17 - Open vraag

Aller = gaan

Présent
je vais
tu vas
il/elle/on va
nous allons
vous allez
ils/elles vont
Passé composé
hulpwerkwoord = être
voltooid deelwoord = allé(e)(s)

Imparfait
nous-vorm présent - ons
+ uitgang ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 18 - Tekstslide

Vervoeg: aller - présent - il

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg: aller - passé composé - vous

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg: aller - imparfait - les profs

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg: aller - présent - je

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg: aller - passé composé - elle

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg: aller - imparfait - nous

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg: aller - présent - vous

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg: aller - passé composé - elles

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg: aller - imparfait - tu

Slide 27 - Open vraag

Vertaal: Daarna gaan de vrienden naar het restaurant

Slide 28 - Open vraag

Vertaal: Zij is naar de bioscoop gegaan.

Slide 29 - Open vraag

Vertaal: Ik ging elke dag naar de sportschool.

Slide 30 - Open vraag

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord aller in de passé composé.

Slide 31 - Open vraag

Devoir = moeten

Présent
je dois
tu dois
il/elle/on doit
nous devons
vous devez
ils/elles doivent
Passé composé
hulpwerkwoord = avoir
voltooid deelwoord =

Imparfait
nous-vorm présent - ons
+ uitgang ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 32 - Tekstslide

Vervoeg: devoir - présent - nous

Slide 33 - Open vraag

Vervoeg: devoir - passé composé - elles

Slide 34 - Open vraag

Vervoeg: devoir - imparfait - tu

Slide 35 - Open vraag

Vervoeg: devoir - présent - les garçons

Slide 36 - Open vraag

Vervoeg: devoir - passé composé - Marc

Slide 37 - Open vraag

Vervoeg: devoir - imparfait - vous

Slide 38 - Open vraag

Vervoeg: devoir - présent - je

Slide 39 - Open vraag

Vervoeg: devoir - passé composé - vous

Slide 40 - Open vraag

Vervoeg: devoir - imparfait - nous

Slide 41 - Open vraag

Vertaal: Hij moet studeren.

Slide 42 - Open vraag

Vertaal: Ik heb hard (ge)moeten werken.

Slide 43 - Open vraag

Vertaal: Jullie moesten boodschappen doen.

Slide 44 - Open vraag

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord devoir in de imparfait.

Slide 45 - Open vraag