Rufiënty - avoir & bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is
A
Goed
B
Fout
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is
A
Goed
B
Fout

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?

C'est ma famille
A
C'
B
est
C
ma
D
famille

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Je vois ton père.
A
Je
B
vois
C
ton
D
père

Slide 3 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
in het Nederlands:








Bezittelijk voornaamwoord
in het Frans



zijn
haar
mijn
jouw
onze
mnl
ev
vrl
ev
mnl
mv
vrl
mv

Slide 4 - Tekstslide

Mannelijk enkelvoud: 
  • le livre
  • mijn boek = mon livre

  • Maar ook:
  • l'hôtel (m) , l'agenda (m)
  • mijn hotel = mon hôtel
  • mijn agenda = mon agenda

Slide 5 - Tekstslide

Vrouwelijk enkelvoud: 
  • la classe
  • mijn klas = ma classe

  • Maar ook:
  • Let op: bij een klinker/stomme h --> mon
  • l'équerre (geodriehoek = vrl)
  • mijn geo = mon équerre

Slide 6 - Tekstslide

Mannelijk enkelvoud: 
  • le livre           
  • mijn boek = mon livre

  • Maar ook:
  • l'hôtel, l'agenda      
  • mijn hotel = mon hôtel
  • mijn agenda = mon agenda

Vrouwelijk enkelvoud
  • la classe
  • mijn klas = ma classe

  • Let op: bij een klinker/stomme h --> mon
  • l'équerre (geodriehoek = vrl)
  • mijn geo = mon équerre

Slide 7 - Tekstslide

(mijn) frère a 12 ans.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 8 - Quizvraag

(jouw) maison (v) est grande.
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 9 - Quizvraag

Meervoud
Meervoud = mes
  • le livre --> les livres --> mes livres
  • l'hôtel (m) --> les hôtels --> mes hôtels
  • l'agenda (m) --> les agendas --> mes agendas
  • la classe --> les classes --> mes classes
  • l'équerre (v) --> les équerres --> mes équerres

Slide 10 - Tekstslide

Zijn/Haar
sa maison (v)
son chien (m)
ses
livres 
(m mv)
ses glaces 
(v mv)
enkelvoud
meervoud

Slide 11 - Tekstslide

Luc
Son père, Jef
Sa femme, Anne
Ses enfants, Marie & Éric
Sa mère, Annie

Slide 12 - Tekstslide

Anne
Son père, Jef
Son mari, Luc
Ses enfants, Marie & Éric
Sa mère, Annie

Slide 13 - Tekstslide

C'est mon frère, il s'appelle Rob.
Ce sont mes parents.
C'est ma fille Sophine
            avec son amie Lina.
            avec sa copine Lina.

Slide 14 - Tekstslide

haar zus
haar broer
haar broers
son frère
sa frère
ses frère
son soeur
sa soeur
ses soeur
son frères
sa frères
ses frères

Slide 15 - Sleepvraag

timer
2:00
(Haar) ............. maison (v) est située à Delft.
(Mijn) ................... soeur s'appelle Sara.
Elle a oublié (haar) ............... cahier.
(Mijn) ..................... nouvels stylos sont là.
Hier, j'ai vu (mijn) ..................... amie (v).
Sa
Ma
son
Mes
mon

Slide 16 - Sleepvraag

1. J'ai un frère. C'est (mijn) ____________ frère.
2. Elle aime le chien. C'est (haar) ______________ chien. 
3. Tu as trois stylos (m). Ce sont (jouw) ____________ stylos. 
4. Marie achète une robe. C'est (haar) _______________ robe.
5. J'ai des livres. Ce sont (mijn) ____________ livres.  
6. C'est ta glace ? Oui, c'est (mijn) _______________ glace.
7. C'est ton cahier ? Oui, c'est (mijn) ______________ cahier. 
Sleep het juiste bez. vnw. naar het juiste rode vak.
timer
5:00
mon
son
tes
sa
mes
ma
mon

Slide 17 - Sleepvraag

Enkelvoud
  • het boek = le livre
  • ons boek = notre livre

  • la classe
  • onze klas = notre classe
Meervoud
  • de boeken = les livres
  • onze boeken = nos livres

  • les classes
  • onze klassen = nos classes

Slide 18 - Tekstslide

Schema
mes/ tes/ ses / nos / vos / leurs
mannelijk      of        vrouwelijk                   klinker/stomme h?
mon / ton / son / notre / votre / leur
ma / ta /sa / notre/ votre / leur
Enkelvoud      of        meervoud ?

Slide 19 - Tekstslide

Het bezittelijk vnw. in het Frans
mon pantalon 
ma robe 
mes robes
tes robes 

Slide 20 - Tekstslide

Meervoud = mes, tes, ses

  • Exemple: mijn boeken = ?

  • (1) Wat is het znw in het enkelvoud?
  • het boek = le livre

  • (2) Maak er meervoud van
  • de boeken = les livres

  • (3) Zet het bez.vnw. voor het znw
  • mijn/jouw/zijn/haar boeken = mes/tes/ses livres



  • mijn boeken =
  • mes livres

  • jouw boeken =
  • tes livres

  • zijn/haar boeken = 
  • ses livres 

Slide 21 - Tekstslide

Oefening meervoud
  • le livre --> mijn boeken

  • l'hôtel (m) --> zijn hotel

  • l'agenda (m) --> haar agenda

  • la classe --> mijn klassen
  • l'équerre (v) --> jouw geo
Bezittelijk vnw + znw
  • mnl mv --> mon/ma/mes --> mes livres
  • mnl ev --> son/sa/ses --> son hôtel
  • mnl ev --> son/sa/ses --> son agenda
  • vrl mv --> mon/ma/mes --> mes classes
  • vrl ev --> ton/ta/tes --> ton équerre (ivm klinker)

Slide 22 - Tekstslide

Welk bez.vnw. kiezen?Exemple: jullie huizen
  1. Wat is het znw?
  2. znw = huizen
  3. Is het znw enkelvoud of meervoud?
  4. huizen = meervoud
  5.  jullie meervoud = vos
  6. jullie huizen = vos maisons

Slide 23 - Tekstslide

Enkelvoud
  • het boek = le livre
  • ons boek = 
  • notre livre

  • de klas = la classe
  • jullie klas = 
  • votre classe
Meervoud
  • de boeken = les livres
  • onze boeken = 
  • nos livres

  • de klassen = les classes
  • uw/jullie klassen = 
  • vos classes

Slide 24 - Tekstslide