TL 4 H 7.4 en 7.5

TL 4 H 7.4 en 7.5
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

TL 4 H 7.4 en 7.5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertering
TL 4 H7.4 Vertering

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen
- verteringsstelsel: delen en taak
- functie vertering
- functie en werking verteringsenzymen
- vertering koolhydraten, eiwitten en vetten plaats vindt
- waar en hoe voedingsstoffen in bloed komen
- voedselresten in dikke darm

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsmiddelen voedingsstoffen
Een voedingsmiddel is alles wat je eet/drinkt.
Een voedingsstof is een nuttige stof in een voedingsmiddel.
Er zijn 6 voedingsstoffen:
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • vitamine
  • mineralen
  • water




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarin zitten de voedingsstoffen
Eiwitten: in vlees, vis, melkprodukten, noten, peulvruchten.
Vetten: olie, boter, vlees koekjes, chips
Koolhydraten: rijst, brood, aardappels, macaroni
Water: koffie, thee enz.
Vitaminen en mineralen: anders per soort.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functie bij voedingsstof
  • Bouwstof:  eiwit, water, mineralen zoals kalk en ijzer
  • Brandstof: vet koolhydraat (en eiwit als je het teveel binnen krijgt)
  • reservestof: vet en koolhydraat
  • beschermende stof:  vitamine en mineralen


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van voedingsstoffen
Voedingsstoffen kunnen 4 functies hebben:
  • Bouwstof: nodig om te groeien/nieuwe cellen te maken.
  • Brandstof: voor energie
  • reservestof: energie opslaan
  • beschermende stof: om ziekten te voorkomen.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertering
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peristaltische beweging

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speeksel
Speekselklieren in je mond produceren speeksel.
Speeksel bestaat uit water, slijm en een enzym.
Dit enzym begint met de vertering van zetmeel.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verteringssap
Speeksel => verteert zetmeel
                     => remt bacteriegroei
                     => zorgt dat je voedsel makkelijk doorslikt
Maagsap => verteert eiwit
                     => doodt bacteriën
Darmsap => verteert koolhydraat, eiwit, vet
Alvleessap => verteert koolhydraat, eiwit vet
let op: 
gal is geen verteringssap: het verteert niet:
Gal EMULGEERT vetten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Maag
*Doodt bacteriën => de maag maakt maagsap.  Hierin zit maagzuur: dit doodt bacteriën
* Verteert eiwitten => De maag maakt maagdsap. Hierin zitten enzymen die eiwitten kunnen verteren.
* Bewaarplaats van voedsel. De maag laat steeds kleine beetjes de maag uit gaan, door de portier naar de twaalfvingerige darm.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twaalfvingerige darm
Functie: vertering van het voedsel

Hier komen:   * darmsap (wordt
                                 hier gemaakt)                                                                 * alvleessap
                             * gal
bij het voedsel. Nu kunnen alle voedingsstoffen verteerd worden

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dunne en dikke darm


functie 
Dunne darm:  opnemen van voedingsstoffen
Dikke darm: opnemen van water
Endeldarm: bewaarplaats ontlasting

Het opnemen van stoffen gebeurt vooral door de darmvlokken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Darmvlokken
Darmplooien zijn grote uitstulpingen aan de binnenkant van de darm.

Darmvlokken zijn kleine uitstulpingen op de darmplooi.

Samen zorgen ze voor een  groter  oppervlakte aan de darm, zodat de voedingsstoffen   sneller kunnen worden opgenomen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 7 Ademen en eten 
7.1 Alles werkt samen
7.2 Ademen
7.3 Eten
7.4 Verteren
7.5 Ademen en eten bij dieren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 7.5
• Je kunt het verband aangeven tussen het soort voedsel en de vorm van het gebit van dieren.
• Je kunt het verband aangeven tussen het soort voedsel en het verteringsstelsel van dieren.
• Je kunt uitleggen hoe reptielen, vogels en zoogdieren ademhalen.
• Je kunt uitleggen hoe vissen ademhalen.
• Je kunt uitleggen hoe insecten ademhalen.
• Je kunt uitleggen hoe amfibieën ademhalen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type kiezen + wat eet het dier

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verteringsstelsel
De lengte van het verteringstelsel is ook aangepast aan het voedsel.

- Planteneters: lang verteringsstelsel

- Vleeseters: kort verteringsstelsel

- Alleseters: middellang verteringsstelsel

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe haalt een vis zuurstof uit het water?
  • geen longen maar kieuwen
kieuw = kieuwboog met kieuwplaatjes. 
in kieuwplaatjes zitten plooien = kieuwlamellen
Als water langs deze kieuwlamellen stroomt dan nemen de bloedvaatjes hierin daar zuurstof uit.

Hoe haalt een vis zuurstof uit het water:

Geen longen maar kieuwen
Kieuw = kieuwboog met kieuwplaatjes
In kieuwplaatjes zitten kieuwlamellen (met daarin bloedvaatjes)

Als zuurstofrijk water langs de kieuwplaatjes stroomt nemen de bloedvaatjes zuurstof op (en geven koolstofdioxide af).


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ademen vissen?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ademen vissen?
Vissen hebben kieuwen --> liggen in de kieuwholte --> is afgedekt met het kieuwdeksel
- Vis opent bek en neemt hap water met zuurstof --> kieuwdeksel is dicht
- Vis sluit bek --> kieuwdeksel gaat open --> water stroomt naar buiten langs de kieuwen
Blz 65 - 71, maak 1 t/m 12 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

planteneters
vleeseters
alleseters
herbivoor
carnivoor
lange darmen
korte darmen
middellange darmen
knip kiezen
plooi kiezen
knobbel kiezen
omnivoor

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het tegenstroomprincipe zo handig?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ademen insecten?
Insecten hebben ademhalingsbuizen. Die heten tracheeën.
Die tracheeën komen uit in het pantser.
Daar zie je gaatjes. Die heten stigma's.

- Achterlijf groter maken --> lucht met 
zuurstof wordt in tracheeën gezogen
- Achterlijf kleiner maken --> lucht met 
koolstofdioxide wordt naar buiten 
geperst

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling insecten
Tracheeën lopen door het hele lichaam, ook door de poten en kop


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ademen amfibieën?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 30 - Video

2.39
Levenscyclus Kikker

Kikker ondergaan tijdens hun ontwikkeling een gedaanteverwisseling. Hierbij ademen ze met verschillende ademhalingsorganen



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Kikkers
  • Kikkers ondergaan gedaanteverwisseling. Van kikkervisje naar kikker.

  • 1. Uitwendige kieuwen

  • 2. Inwendige kieuwen

  • 3. Longen
Blz 72 - 76, maak 13 t/m 21

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel
Niet
Moet WEL verteerd worden
Hoeft NIET verteerd te worden
Eiwit
Water
Zetmeel
Vetten
Glucose
Mineralen
Vitamine

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beweging in de slokdarm ...
Peristaltische bewegingen
1
Long
2
Hart
3
Lever
4
Maag maakt maagsap; Dit verteert eiwit.
5
Dikke darm
6
Dunne darm
7
Slokdarm
8
Milt (opstroomstof)
9
Nier 
10
Urineblaas
6
Leer de organen uit je hoofd!!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lever
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Maag
In de maag wordt eiwit verteerd.
C
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Alvleeskliersap verteert vet, eiwit en koolhydraten.
D
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
D
Dunne darm. Het eerste deel (waar de maaginhoud in komt heet de twaalfvingerige darm)
F
Galbuis
H
Galblaas: 
Opslagplaats van gal
G
Wat doet gal?
Leer de onderdelen
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes
G
TIP: Maak een mindmap:

Lever - Alvleesklier - Galblaas
Maak ook een mindmap over de maag. Gebruik daarvoor de volgende slides.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poortader
De poortader loopt van de verteringsorganen naar de lever.

Erg belangrijk: 
Nu kan de lever :
direct controleren of er geen gifstoffen inzitten
De gifstoffen afbreken
Glucose opslaan als glycogeen (zodat je suikergehalte in je bloed niet te hoog wordt)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nieren
In het nierschors en het niermerg wordt urine gemaakt.

In het nierbekken wordt urine verzameld en naar de urineleider gebracht

De urineleider vervoert urine naar de urineblaas

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom is dit belangrijik?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel door
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel en afremmen van bacteriën.
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies