5.7 Grammatica les 1 1KGT

  • Ga rustig zitten, pak je leesboek.
  • Etui op tafel.
  • Laptop en werkboek op de hoek van je tafel.
5.7 Grammatica
timer
1:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  • Ga rustig zitten, pak je leesboek.
  • Etui op tafel.
  • Laptop en werkboek op de hoek van je tafel.
5.7 Grammatica
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Het instructiefilmpje? 
     Nog niet van iedereen binnen!
  • De tekst voor je vierde fictie-opdracht?
     Deze moet 27 mei zijn ingeleverd. Hier werken we morgen ook aan in de klas.
5.7 Grammatica - woordsoorten
Hoe staat het met:

Slide 2 - Tekstslide

  • Instructiefilmpjes 
  • start paragraaf Grammatica
5.7 Grammatica
Vandaag

Slide 3 - Tekstslide

  • wat een Persoonlijke voornaamwoorden (psv) is
  • wat een Bezittelijke voornaamwoorden (bzv)
  • de psv en bzv goed gebruiken.
5.7 Grammatica - woordsoorten
In deze paragraaf leer je:

Slide 4 - Tekstslide

5.7 Grammatica - de woordsoorten
woordsoort
afk.
voorbeeld
lidwoord
lw
de, het, een
bijvoeglijk naamwoord
bn
knap, slim, stevig, dromerig, katoenen
zelfstandig naamwoord
zn
kapper, tijdschrift, probleem, Scheveningen
voorzetsel
vz
voor, met, aan, tijdens, ondanks, vanwege
persoonlijk voornaamwoord
psv
ik, je, u, hij, haar, het, ons, wij, jullie, hen
bezittelijk voornaamwoord
bzv
mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun
hoofdtelwoord
htw
één, drie, honderdtwintig, veel, weinig
rangtelwoord
rtw
eerste, tweede, middelste, laatste

Slide 5 - Tekstslide

Weten jullie het verschil tussen.
een persoonlijk voornaamwoord (psv)
en 
een bezittelijk voornaamwoord (bzv)
?

5.7 Grammatica - woordsoorten

Slide 6 - Tekstslide

Een persoonlijk voornaamwoord (psv)
verwijst naar iets of iemand.

Een bezittelijk voornaamwoord (bzv)
geeft aan van wie iets (of iemand) is.

5.7 Grammatica - woordsoorten

Slide 7 - Tekstslide

Een persoonlijk voornaamwoord (psv) verwijst naar iets iemand in het enkelvoud of meervoud:
  • Ik houd van chocola. Houden jullie ook van chocola?
  • Mijn vader is dol op koken. In het weekend staat hij uren
     in de keuken. Wij helpen hem daar vaak bij.
  • Heb je de nieuwe sneakers van Fenna gezien?
     Ik vind ze supermooi!
  • Mag ik die nietmachine even, ik heb hem nodig.

5.7 Grammatica - woordsoorten
Leertekst Persoonlijke voornaamwoorden (blz. 151)

Slide 8 - Tekstslide

Ik heb zin in het weekend. Gaan jullie ook naar dat feest?

Gaat Erik ook naar dat feest? Ja, ik ga samen met hem.
Sarah gaat naar een andere school. We zullen haar missen.
Zullen we vanmiddag samen huiswerk maken? Spreken we dan bij ons af?
5.7 Grammatica - woordsoorten
Leertekst Persoonlijke voornaamwoorden (blz. 152)

Slide 9 - Tekstslide

  • Maak opdracht 3, 5, 6 en 8 (blz. 151 - 153)
  • Het werkblad 


5.7 Grammatica
Zelfstandig werken
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Even voor alle duidelijkheid!

Slide 11 - Tekstslide

Dus .......
  • Hij zegt iets tegen mij / me.

  • Hij geeft dat boek aan mij / me.

  • Dat is mijn nieuwe fiets.

Slide 12 - Tekstslide

  • Ga naar Max Online, hoofdstuk 5 paragraaf lezen en paragraaf Woorden
  • Wat weet je over deze paragraaf?  
     Doe de oefeningen bij TestJezelf.
  • Oefen de woorden en de betekenissen ook met de
     Woordtrainer.
5.5 Woorden
Test jezelf

Slide 13 - Tekstslide