KM 2 Week 2 chapitre 2 Bron B (+ D in andere LessonUp)

Bienvenue! 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bienvenue! 

Slide 1 - Tekstslide

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met dieren.
  2. T2 Ik kan een tekst lezen over dieren.
  3. Ik kan een regelmatig werkwoord gebruiken dat op ER eindigt.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les???

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Instructie 


Chapitre 2
Bron B
Ex. 9, 10ab, 11a, 12ab (ook huiswerk)

Slide 6 - Tekstslide

Les mots de la semaine 2
Le chat
Le chien
l'animal / les animaux
Blessé
Soigner
Le poisson
La rue
Heureux
Le lapin
L’oiseau

de kat
de hond
het dier / de dieren
gewond
verzorgen
de vis
de straat
blij / gelukkig
het konijn
de vogel

Slide 7 - Tekstslide

p. 64 - 65

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met dieren.
  2. T2 Ik kan een tekst lezen over dieren.
  3. Ik kan een regelmatig werkwoord gebruiken dat op ER eindigt.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 14 - Tekstslide

Le présent (de l'indicatif)

De onvoltooid tegenwoordige tijd
ik eet
hij speelt
zij drinken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

R: Wat is de stam van een werkwoord?
De stam is het werkwoord zonder er

donner => donn
chanter => chant
jouer => jou
parler => parl

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf de stam op van de volgende werkwoorden: regarder, rigoler, manger, aimer, adorer, travailler.

Slide 18 - Open vraag

R: Wat wordt bedoeld met uitgangen?
Uitgangen zijn de letters die je achter de stam plakt om er een persoonsvorm van te maken.
je = stam + e         nous = stam + ons
tu = stam + es            vous =  stam + ez
il = stam +            ils = stam + ent

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Allons-y!
Le présent: Zet het werkwoord dat tussen haakjes staat in de juiste vorm.

(préparer) Nous _____________ le diner de Noël.

Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan
1. Onderstreep het onderwerp van de zin.
Nous _____________ le diner de Noël.

2. schrijf de stam op van het werkwoord.
Nous  __________________ le diner de Noël.

3. Voeg de uitgang toe die bij het onderwerp hoort.
Nous ___________________ le diner de Noël.
prépar
prépar
ons

Slide 22 - Tekstslide

Zet het werkwoord in de juiste vorm in de présent.
1 Tu (chanter) ................une chanson? 
2 Vous (donner).................. 5 Euros.
3 Elle (aider)........................... Pierre.
4 Ils (travailler) ................ à Paris.
5 Je (jouer) ...................au tennis.


Slide 23 - Tekstslide

p. 85

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 26 - Open vraag

Leerdoelen
  1. T1 Ik kan het vragend voornaamwoord gebruiken.



*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 27 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 28 - Open vraag

Evaluatie:

Slide 29 - Open vraag

Het huiswerk

Slide 30 - Tekstslide