29e les

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Mardi 23 novembre
Comment allez-vous? 





Digitale les:
camera aan, microfoon uit, hand omhoog voor vragen of vragen in de chat

Slide 3 - Tekstslide

Mardi 23 novembre
  • Proef Repetitie -->leren leren!
  • Begin met Unité 2

Slide 4 - Tekstslide

Leren van SO
fout categorie 
aantal 
leer strategie 
vervoeging 3werkwoorden
partir/sortir/
APP3
2 kennis woorden
3 passé composé
hulpwerkwoord/onregelm.voltooid/  deelwoord/toegang/??
APP5
1 spelfout/accenten
quizlet/spellen
schrijven 

Slide 5 - Tekstslide

Waar maakte ik de meeste fouten in proef repetitie?
APP 3 sortir/partir
APP5 passé composé
APP 5uitgangen
woorden kennenAPP 1,2,4,6,8
spelling woorden
APP5huis van être
zinnen maken/vertalenAPP 7,9
APP 10 het weer la météo
voorzetsels
anders

Slide 6 - Poll

Ik heb mijn LEER-huiswerk steeds bijgehouden
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

Ik heb mijn MAAK-huiswerk steeds bijgehouden
Ja
Nee

Slide 8 - Poll

Ik weet wat ik kan doen om de fouten te voorkomen.
Denk aan meer leren, anders leren, weten wat je moet leren (waar in het boek?)
Ja
Nee

Slide 9 - Poll

Wat ga ik leren als eerst?
wat heeft prioriteit?
APP 3 sortir/partir
APP5 passé composé
APP 5uitgangen
woorden kennenAPP 1,2,4,6,8
spelling woorden
APP5huis van être
zinnen maken/vertalenAPP 7,9
APP 10 het weer la météo
voorzetsels
anders

Slide 10 - Poll

Dit kun je doen om goed te leren.

1) QUIZLET.com  a2b FRANS 2021-2022--> klik op "Leren"  of "test" of "kaarten" of "spelling" 
3) APP 3 en APP 5 is grammatica en is belangrijk! 
Herhaal oefeningen 
APP 3 sortir partir  8F 8G digitaal
APP 5 passé composé 16G, 16H, 16I , 16C, 16Ddigitaal
(uitgangen: 16B)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Welke woorden
over sports et passions
ken je al in het Frans?

Slide 13 - Woordweb

Les sports

Slide 14 - Tekstslide

schaken
klimmen
le jeu de boules
in de sportzaal
buiten
manege

teamsport
un sport d'équipe
à l'extérieur
le jeu d'échecs
un centre équestre
l'escalade

la pétanque
en salle de sport

Slide 15 - Sleepvraag

MJC is de afkorting van Maison des Jeunes et de la Culture.
VRAI
FAUX

Slide 16 - Poll

Frankrijk heeft veel berggebieden.
welke buitensporten zijn mogelijk
die je in Nederland niet zo vaak ziet?
zie p. 50-51

Slide 17 - Woordweb

Welke sport is populair op basisscholen in Parijs?
A
le foot
B
le tennis
C
le jeu d'échecs (schaken)
D
le rugby

Slide 18 - Quizvraag

Welke sporten zijn de grootste in Frankrijk?
A
le foot et le tennis
B
le tennis et le rugby
C
le foot et le ski
D
le foot et le rugby

Slide 19 - Quizvraag

Wie worden in Frankrijk
Les Bleus / Les Bleues genoemd?
A
de coaches van voetbalelftallen
B
de spelers van het nationale voetbalelftal
C
de nationale teams: voetbal, rugby, handbal, basketbal
D
de spelers van het nationale rugby team

Slide 20 - Quizvraag

In welk groot tennisstadion in Parijs worden jaarlijks de Open Franse Tenniskampioenschappen gehouden.
A
Roland-Garros
B
Stade de France
C
section Tennis du stade français
D
Tennis Park Marseille

Slide 21 - Quizvraag

Rugby is minder populair in Nederland dan in Frankrijk.
VRAI
FAUX

Slide 22 - Poll

Hockey is in Frankrijk minder populair dan in Nederland.
VRAI
FAUX

Slide 23 - Poll

Les sports | Faire + du / de la / de l' / des

1.


2.
3.
4.
5.
Faire du cheval
Faire de la natation
Faire du ski
Faire du jogging
Faire du vélo

Slide 24 - Sleepvraag

faire  de la of de l'
faire du
danse
Foot
volley
natation
tennis
équitation
gymnastique
boxe
basket
golf

Slide 25 - Sleepvraag

jouer de + instrument de musique
de la/du/de l'
jouer à + sport
jouer à la/au/aux
faire de + sport
du/de la/de l' 

Slide 26 - Tekstslide

doen/maken = faire
Présent
je fais
tu fais
il/elle/on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font
IL FAIT CHAUD
doen/maken = faire
Passé composé
j'ai fait
tu as fait
il/elle/on a fait
nous avons fait
vous avez fait
ils/elles ont fait
IL A FAIT CHAUD

Slide 27 - Tekstslide

On planifie l'interro 
(staat op Magister)
  • Proeftoets WOENSDAG 17 november
  • Interro: Repetitie WOENSDAG 24 november
    apprendre Unité1   1 t/m 10
                                         & FAIRE           
                                         & in/naar+landennaam
                                          & voorzetsels    vóór vervoermiddelen

Slide 28 - Tekstslide

TO HAVE OR NOT TO HAVE.......
  • Ik  heb een hele goede vakantie gehad.   (hebben)
  • J'ai passé de très bonnes vacances. (Passer)
    vacances: meervoud

Slide 29 - Tekstslide

DLO Libre Service 1 Parler
  • Ga naar Magister/ELO/Libre service/2vwo/Unité1/1.6 parler/
  • Nakijken Exercice 19, 20, 21 (boek p. 30 en 31)
  • exercice 23 (digitaal of boek p.32)
    schrijf de vragen en antwoorden van het gesprek.
    Kijk voor inspiratie dialoog 3 p. 28/29

Slide 30 - Tekstslide

Devoirs bien appris? 
Classroom--> 2vwoDi 16 nov 

Klaar?
ga naar Libre service Digitaal
unité 1/ Ecrire exercice 29

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

ÉCRIRE p. 36
Exercice 29 (en nakijken 28)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Iedereen aan het leren 
Boek of Chromebook 
Quizlet
Oefeningen 
etc
timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide

ÉCRIRE (2)      aantekening in schrift
Exercice 25  p. 34        Grammaire 6.3 page 133
  • AU + mannelijk landennaam         au Portugal
  • EN + vrouwelijk landennaam         en France
  • AUX + meervoud landennaam       aux États-Unis
  • Eindigt landennaam op -e?  Dan meestal vrouwelijk


Slide 36 - Tekstslide

Verder met ÉCRIRE p. 33
Exercice 29    Goede herhaling  Dinsdag in de les 
 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Travaillez à deux Exercice 22 p.32
1 Bonjour monsieur / madame. Vous pouvez m'aider, s'il vous plait ?                         2 Bien sûr, mais je suis pressé.
3 Il faut prendre quelle ligne pour les Champs-Élysées ?                    4 Il faut prendre le RER. C'est la ligne B, direction Robinson ou Saint-Rémy.
5 Donc, RER, ligne B, direction Robinson ou Saint -Rémy.            6 Oui, c’est ça ! / Non, c’est … 
7 Il faut changer ?                                    8 Oui, il faut changer à Châtelet.
9 Ensuite il faut prendre quelle ligne ?   10 Ensuite, il faut prendre ligne 1, direction La Défense.
11 On descend où ?                                12 On descend à la station Charles de Gaulle–Étoile.
13 Donc il faut changer à Châtelet, ensuite il faut prendre ligne 1 direction La Défense, et descendre à la station Charles de Gaulle–Étoile.                                          14 C'est ça ! / Non, il faut …
15 Ça prend combien de temps ?    16 Cela prend environ 40 minutes.
17 Merci beaucoup.                               18 De rien.




Slide 40 - Tekstslide

Travaillez à deux Exercice 23 p. 31
Vous pouvez m’aider s’il vous plait ?                                                   Oui, bien sûr.
Il faut prendre quelle ligne pour aller à la tour Eiffel ?           Il faut prendre la ligne 4.
En quelle direction ?                                                                       Direction Mairie de Montrouge.
Il faut changer de ligne ?                                                              Oui, il faut changer à Saint-Michel.
Et ensuite, il faut prendre quelle ligne et dans quelle direction ?
                                              Là, il faut prendre le RER, ligne C direction Versailles-Rive Gauche.
Et on descend où ?                                    On descend à la station Champs de Mars / tour Eiffel.
Merci beaucoup !                                          De rien.


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link