Blok 1 - herhaling
1 / 11
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een bijvoeglijk naamwoord
A
de, het, een
B
woorden die je kunt doen
C
namen van mensen, dieren en dingen
D
woorden die iets over het zelfstandig naamwoord zeggen.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin:
Ik liep over de smalle straat.
Ik liep over de smalle straat.
A
ik
B
smalle
C
liep
D
straat
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin:
Die oude auto heeft rubberen banden.
Die oude auto heeft rubberen banden.
A
oude
B
rubberen
C
auto
D
banden
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin:
De bruid droeg een prachtige zijden jurk.
De bruid droeg een prachtige zijden jurk.
Slide 5 - Open vraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
de, het, een
B
woorden die je kunt doen
C
namen van mensen, dieren en dingen
D
woorden die een hoeveelheid aangeven.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig naamwoord in de volgende zin:
De tuinman plant drie nieuwe bomen in de tuin.
De tuinman plant drie nieuwe bomen in de tuin.
A
tuinman en bomen
B
bomen
C
tuinman
D
tuinman, bomen en tuin
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin.
Hij at een appel
Hij at een appel
A
hij
B
at
C
een
D
appel
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin.
Henk zit op de bank
Henk zit op de bank
A
Henk
B
de
C
zit
D
bank
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn de lidwoorden?
Slide 10 - Open vraag
Ik kan mijn bundel van taal maken
A
ik heb nog een vraag
B
ja, ik snap het
C
ik wil nog extra uitleg
