Fictie perron 1 en 2

Fictie perron 2
Maandag!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie perron 2
Maandag!

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag
1. Tips en tops over het fictiedossier
2. Korte theorie over fictie perron 2
2. Quizvragen maken bij perron 2
3. Begrippenoverzicht bespreken bij perron 1 en 2

Slide 2 - Tekstslide

Geef een tip, een top of beide over de opdracht van het fictiedossier
Wat vond je ervan?

Slide 3 - Open vraag




Hoe brengt een schrijver spanning in zijn verhaal of boek???
1. Woorden die spanning aangeven:
- Bonsde - gierde - gillende
2. Spannende omgeving, geluiden en personen worden beschreven
- Een oud, donker en verlaten ziekenhuis
3. De schrijver vertelt niet alles en laat belangrijke informatie weg voor de hoofdpersoon
Jij als lezer weet wel wat er aan de hand is 
4. Stoppen op een spannend stukje
Cliffhanger
5. De schrijver vertelt over vroeger 
Iets wordt vertelt uit de jeugd waardoor je het beter begrijpt

Slide 4 - Tekstslide

Avonturenverhalen
Kenmerken:
- Spannend
- Onverwachte gebeurtenissen
- Hoofdpersoon is vaak een held
- Hoofdpersoon neemt risico's 
- Exotische en/of vreemde plaatsen
- Reizen is belangrijk (de omgeving)

Slide 5 - Tekstslide

Plaats in een verhaal
Ieder verhaal speelt zich af op een plaats. Hoe kun je erachter komen waar een verhaal zich afspeelt?

1. Het wordt letterlijk gezegd
(Afrika, Amsterdam, op basisschool de Regenboog etc.)
2. Je herkent het aan woorden
(Hoge gebouwen - flats - veel auto's - veel winkels --> in een stad)
3. De schrijver bedenkt een eigen wereld (het bestaat niet)
(het land van koning Dagonaut)

Slide 6 - Tekstslide

Tijd in een verhaal
Een verhaal speelt zich in een bepaalde tijd af, zoals:
1. In het heden (hier en nu)
2. In het verleden (vroeger)
3. In de toekomst

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken griezelverhaal
1. Griezelige wezens
2. Griezelige voorwerpen
3. beschrijvingen die eng zijn
4. Omgeving die eng is
5. Een tijdstip
6. Griezelige woorden



Slide 8 - Tekstslide

Noem een kenmerk van hoe een schrijver spanning in het verhaal brengt

Slide 9 - Open vraag

Een donker, verlaten en oud ziekenhuis hoort bij:
A
Een spannende omgeving
B
Een spannende tijd
C
Een spannende figuur
D
Een spannende stuk over vroeger

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet het als een schrijver stopt op een heel spannend stukje?
A
Flashback
B
Cliffhanger
C
Spanning
D
Terugblik

Slide 11 - Quizvraag

Noem twee kenmerken van een avonturenverhaal

Slide 12 - Open vraag

Waar speelt dit zich af?
Sarah liep met haar voeten door het zand en hoorde de ruwe golven.
A
Op een eiland
B
In een ander land
C
Op het strand

Slide 13 - Quizvraag

In welke 3 tijden kan een verhaal zich afspelen?

Slide 14 - Open vraag

Griezelverhalen

Slide 15 - Woordweb