B4: Les adjectifs qualificatifs (bijvoeglijk naamwoord)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bienvenue

Na deze les..

• Ken je de tabel/ de regels van de regelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord
• Ken je de uitzonderingen van het bijvoeglijk naamwoord


• Ken je de plaats van het bijvoeglijk nmw 

Noem een voorbeeld van het bijvoeglijk naamwoord in het NL of FR

Het bijvoeglijk nmw (NL)

• Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding)
• Bijvoorbeeld:
   het witte huis,
  de opgeruimde tafels,
  de zware tas

Hoofdregel

e

Voorbeelden:

le petit garçon (de kleine jongen)
les petits garçons (de kleine jongens)

la petite fille (het kleine meisje)

les petites filles (de kleine meisjes)

Waar hoort de uitgang bij?

Mannelijk enkelvoud

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Vrouwelijk meervoud

-ES

-E

-S

-X (niks)

Verander van mannelijke vorm naar vrouwelijke vorm ev: grand

Verander van mannelijke vorm naar vrouwelijke vorm ev: bleu

Uitzondering op hoofdregel

- Bijv nmw eindigt op 'e'? Niet nog een 'e' toevoegen bij vrouwelijke vorm !

- Bijv. nmw eindigt op 's'? Niet nog een 's' toevoegen bij mannelijk meervoud! 

Uitzondering 1

• Het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e

--> geen extra -e bij vrouwelijke woorden

	Mannelijk / Masculin	Vrouwelijk / Féminin
Enkelvoud (Singulier)	Le T-shirt est rouge	La ceinture est rouge Fout: rougee
Meervoud (Pluriel)	Les T-shirts sont rouge s	Les ceintures sont rouge s Fout: rougees

Uitzondering 2

• Het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -s

--> geen extra -s in het (mannelijk) meervoud

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud	Le T-shirt est gris	La ceinture est gris e
Meervoud	Les T-shirts sont gris Fout: griss	Les ceintures sont gris es

Vrl ev: natuurlijk met -e erachter

Wat is de vrouwelijke vorm (ev) van:
rouge

1. rouge
2. rougee
3. roug
4. rouges

le chocolat belge

La grammaire : les adjectifs qualificatifs - la place - les formes

Deze 'bijzondere' bijvoeglijke naamwoorden moet je kennen (die vóór het zelfstandig naamwoord gaan):

nouveau/nouvelle - joli - beau/belle - grand - petit

Les devoirs

Faire:

• WB Grammaire II: page 39, A et B
• WB Grammaire III: pages 40 et 41, A et B
• WB Grammaire IV: page 42, exercice 1

Apprendre:

Sections A, B et C