Lijdend voorwerp en dictee
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Columbus had een grote vloot.
Columbus had een grote vloot.
A
Columbus
B
had
C
een grote vloot
D
grote vloot
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Hij heeft het werelddeel Amerika ontdekt.
Hij heeft het werelddeel Amerika ontdekt.
A
Hij
B
het werelddeel
C
heeft ontdekt
D
het werelddeel Amerika
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De lokale bevolking ontmoette de bemanning.
De lokale bevolking ontmoette de bemanning.
A
De lokale bevolking
B
de bemanning
C
ontmoette
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De Spaanse koning beloonde de ontdekkingsreiziger.
De Spaanse koning beloonde de ontdekkingsreiziger.
A
de ontdekkingsreiziger
B
beloonde
C
De Spaanse koning
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Woordweb
Slide 8 - Woordweb
Zin 1
Slide 9 - Open vraag
Zin 2
Slide 10 - Open vraag
Zin 3
Slide 11 - Open vraag
Zin 4
Slide 12 - Open vraag
Zin 5
Slide 13 - Open vraag
Zin 6
Slide 14 - Open vraag
Zin 7
