Financieel BOL N3 les 4

Financieel BOL N3
College  - kengetallen



Les 1 - Introductie / inventariseren / balans
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Financieel BOL N3
College  - kengetallen



Les 1 - Introductie / inventariseren / balans

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Financieel Kengetallen
Leerdoelen:
Je kunt belangrijke kengetallen benoemen en uitrekenen.
Je kunt het belang van deze kengetallen uitleggen.
Je kunt aangeven hoe je kunt sturen op afwijkende kengetallen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Wat heeft dit filmpje te maken met deze les... Kun je een relatie leggen met het onderwerp?
Antwoord: Net als sport heeft ook het voeren van een bedrijf te maken met resultaten en prestaties. Hoe maak je deze resultaten en prestaties inzichtelijk?
Kengetallen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft inzicht in de financiële resultaten van het stagebedrijf?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk om inzicht te hebben in de prestaties van het bedrijf?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kengetallen?

Slide 7 - Open vraag

Kengetallen geven inzicht in de financiele situatie van het bedrijf. Door kengetallen gedurende langere tijd vast te leggen, is vergelijking van periodes mogelijk. Kengetallen helpen bij het sturen van de resultaten.
In het versbedrijf zijn de volgende kengetallen belangrijk:
  • Omzet
  • Brutowinst en -marge
  • Nettowinst en -marge
  • Productiviteit
Kengetallen
Naast omzet, bruto- en nettowinst zijn er meer belangrijke kengetallen. Kengetallen geven een idee van de situatie in het bedrijf. Het zijn de 'knoppen' waaraan je kunt draaien om de organisatie te sturen.


We gaan er een aantal bespreken...

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omzet
We kennen verschillende begrippen die te maken hebben met de hoeveelheid geld die het bedrijf binnenkomt.
belangrijk: Opbrengst verkopen = Consumentenomzet - BTW
In berekeningen gaan we altijd uit van de 'Opbrengst verkopen'.

Slide 9 - Tekstslide

Nederland kent verschillende BTW-tarieven:
0%: import, emballage
9%: eerste levensbehoeften, eten & drinken
21%: luxe goederen
Wat is de formule om de opbrengst verkopen te berekenen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen van de opbrengst verkopen met 9% BTW


Formule 1: (Cons.omzet/109) x 100 = Opbrengst verkopen
Formule 2: Cons. omzet/1,09 = Opbrengst verkopen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst
De Brutowinst is het verschil tussen inkoop en verkoop (omzet). Vanuit de brutowinst worden andere kosten bekostigd, zoals loonkosten, huur, energie, enz.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen van Brutowinst
  • formule: Opbrengst verkoop - Inkoopwaarde = Brutowinst
  • voorbeeld: € 25.000 - € 11.000 = € 14.000
  • In %: (Brutowinst/Omzet) x 100%
  • (€ 14.000/€ 25.000) x 100% = 56%

Slide 13 - Tekstslide

Om vergelijking mogelijk te maken worden sommige kengetallen omgezet in percentages, bijvoorbeeld netto- en brutowinst. Dit maakt het vergelijken gemakkelijker.
Inkoopwaarde
  • De inkoopwaarde is het bedrag dat je betaalt voor geleverde goederen, zoals grond- en hulpstoffen (excl. BTW)
  • Deze bereken je als volgt: 
  • (Inkoopwaarde begin + Inkoopwaarde gekocht) - Inkoopwaarde eind
Voorbeeld: 
Op maandag start je met voorraad € 1.500, je koopt in voor € 8.500, op zaterdag eindig je met voorraad € 1.200.

Slide 14 - Tekstslide

Berekening op flipover.
   1500
  8500-
-------
10.000
  1.200-
-------
 8.800
Nettowinst
De nettowinst blijft over na aftrek van alle kosten die met de bedrijfsvoering te maken hebben. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem zoveel mogelijk bedrijfskosten...

Slide 16 - Woordweb

Personeelskosten
Huur
Energie
Onderhoud
Inventaris
Reclame
etc. etc.
Berekenen Nettowinst
Brutowinst - Alle kosten = Nettowinst
Nettowinstmarge = (Nettowinst/Opbrengst verkopen) x 100%

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdieping (geen examenstof)
Belangrijke en veel gebruikte financiële kengetallen:

Liquiditeit (Quick en Current ratio)
Solvabiliteit

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liquiditeit
Current ratio: Vlottende activa / Kort Vreemd Vermogen

Quick Ratio: (Vlottende activa - voorraad) / Kort Vreemd Vermogen

Ratio > 1 zijn

Slide 19 - Tekstslide

Quick is om voorraad die je snel kunt omzetten in geld buiten de ratio te houden. Denk aan een bomenkwekerij bijvoorbeeld.
Wat betekent het dat als je voldoende liquiditeit hebt?
A
Je kunt je hypotheek aflossen
B
Je hebt voldoende middelen om kortlopende schulden te betalen
C
Je hebt voldoende middelen om lang lopende schulden te betalen
D
Je hebt voldoende kasgeld

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je liquiditeit lager < 1 is, dan heb je een groter risico op betalingsproblemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Solvabiliteit
Eigen Vermogen / Totale Vermogen

> 25 tot 40% (Afhankelijk van je branche)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkcollege

Bestudeer hoofdstuk 3 in het e-book financieel
Maak de opdrachten op de uitdeler
Lees hoofdstuk 4 e-book financieel vast door voor volgende week
Maak flashcards/mindmaps van begrippen/formules


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het gevoel dat ik wat geleerd heb...
010

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies