1V - Grammatica woordsoorten - H1

Welkom!
Pak je leesboek. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Woordsoorten H1
Ik leer over zelfstandige naamwoorden en lidwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Een woord voor een mens, dier, plant of ding.
Bijvoorbeeld: buurvrouw, schildpad, tulp, telefoon
Een naam is ook een zelfstandig naamwoord:
Iësta, de Boer, Donald Duck, Broklede, Breukelen, Amsterdam Rijnkanaal.

Zo vind je een zelfstandig naamwoord:
- Een z.n. heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (tafel - tafels)
- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (tafel - tafeltje)
- Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de tafel, een tafel)

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Concreet zelfstandig naamwoord (CZN): dit kun je aanraken.
Bijvoorbeeld: balpen, armband + plaatsnamen
Abstract zelfstandig naamwoord (AZN): kun je niet aanraken of bestaat niet.
Bijvoorbeeld: vrede, verliefd, fee, Zweinstein 

Slide 5 - Tekstslide

telefoon is een ..... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 6 - Quizvraag

vriendschap is een ...... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 7 - Quizvraag

brandweerwagen is een ..... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 8 - Quizvraag

verdienste is een ...... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 9 - Quizvraag

'Liefde' is een ... zelfstandig naamwoord.
A
concreet
B
abstract

Slide 10 - Quizvraag

tolerantie is een ........ zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 11 - Quizvraag

woede is een ...... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 12 - Quizvraag

muziek is een ....... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 13 - Quizvraag

dennenappel is een ...... zelfstandig naamwoord
A
concreet
B
abstract

Slide 14 - Quizvraag

Carolien gelooft in elfjes.

Zit er een concreet zelfstandig naamwoord in de zin?
A
Nee
B
Ja, Carolien
C
Ja, elfjes
D
Ja, elfjes en Carolien

Slide 15 - Quizvraag

Een ... zelfstandig naamwoord geeft iets tastbaars aan.
A
concreet
B
onbepaald
C
voelbaar
D
abstract

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een concreet en een abstract zelfstandig naamwoord?
A
een abstract ZN kun je aanraken
B
een concreet ZN kun je aanraken
C
er is geen verschil
D
de een is een eigen naam

Slide 17 - Quizvraag

Lidwoord
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een

Lidwoord:
hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord


Bepaald lidwoord: De, het
Onbepaald lidwoord: Een

Slide 18 - Tekstslide

het =
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord

Slide 19 - Quizvraag

een =
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord

Slide 20 - Quizvraag

De
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord

Slide 21 - Quizvraag

Nederland
A
Onbepaald lidwoord
B
Bepaald lidwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

En dan nu: aan de slag!

Maken:
Alle opdrachten bij Grammatica Woordsoorten - H1 (blz 30-32).
Succes! 

Slide 23 - Tekstslide