Marktvormen, de vier marktvormen

Programma
  • Vragen vanuit huiswerk
  • Opfrisvragen LessonUp
  • Trainen met bedrijfsdoelstellingen in grafiek
  • Nieuwe theorie over Oligopolie en monopolistische concurrentie
  • Afsluitende vragen LessonUp 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Vragen vanuit huiswerk
  • Opfrisvragen LessonUp
  • Trainen met bedrijfsdoelstellingen in grafiek
  • Nieuwe theorie over Oligopolie en monopolistische concurrentie
  • Afsluitende vragen LessonUp 

Slide 1 - Tekstslide

Bingo - begrippenkennis
  • Maak een bingokaart zoals deze
  • Noteer hierin 9 willekeurige begrippen uit M3

    Herken je de omschrijving = afvinken 

Slide 2 - Tekstslide

Marktvormen, de vier marktvormen
Eerder: diverse bedrijfsdoelstellingen bij volkomen concurrentie en monopolie. Je zoekt telkens de Q waarbij:
- De winst maximaal is (MO = MK)
- De omzet maximaal is (MO = 0)
- De ondernemer break-even draait (GO = GTK)

Ter hoogte van die bijbehorende Q, voer je vervolgens analyse uit. (bv. TW berekenen of TO berekenen)

Slide 3 - Tekstslide

Een kenmerk van Volkomen concurrentie is:
A
Veel aanbieders, weinig vragers
B
Heterogeen product
C
Vrije toe- en uittreding

Slide 4 - Quizvraag


Slide 5 - Open vraag

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
MO = –2q + 7
Bijbehorende GTK vinden
Tekst
balansmethode oplossen geeft Q van maximale winst
Bijbehorende prijs vinden op GO lijn
MK = 1
GW x Q winst maximaal = TW

Slide 6 - Sleepvraag

Een andere naam voor Volkomen concurrentie is:
A
Volledige mededinging
B
Onvolkomen concurrentie
C
Monopolie

Slide 7 - Quizvraag

TO = 560q
TK = 30q + 340

MO =
A
340
B
30q
C
560

Slide 8 - Quizvraag

TO = 560q
TK = 30q + 340

MK =
A
30
B
30q
C
340

Slide 9 - Quizvraag

MO = 560 en MK = 30
voor maximale winst moet de ondernemer........
A
blijven produceren totdat hij/zij erbij neervalt
B
blijven produceren totdat de productiecapaciteit is bereikt
C
blijven produceren

Slide 10 - Quizvraag

MO = 500 en MK = 0,02q
bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
q = 500
B
q = 10000
C
q = 25.000

Slide 11 - Quizvraag

Paragraaf 2.7 - Bedrijfsdoelstellingen in grafieken,  monopolie en volkomen concurrentie
Opgave 3 (zelf)

Opgave 6 (samen)

Opgave 8 en 10 (zelf)

Slide 12 - Tekstslide

Berekening maximale winst MO=MK
MO = 500 en MK = 0,02q
bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
MO=MK
500 = 0,02q
q = 500/0,02 = 25.000
q = 25.000 stuks

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Marktvormen, de vier marktvormen
Deze les, de vier marktvormen:
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Ologopolie
Monopolie 
- Kenmerken
- BEP, maximale winst, maximale omzet aflezen en berekenen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met heterogene goederen?
A
Goederen die gelijk zijn in de ogen van de consument
B
Goederen die verschillen in de ogen van de consument
C
Goederen die elkaar aanvullen

Slide 23 - Quizvraag

Noem een overeenkomst tussen een volkomen concurrentie en een monopolistische concurrentie:
A
Veel aanbieders en vrije toe- en uitreding
B
Weinig vragers en vrije- toe en uitreding
C
Veel aanbieders en beperkte toe- en uittreding

Slide 24 - Quizvraag

Wat is er 'monopolistisch' aan de marktvorm monopolistische concurrentie?
A
Er is maar één aanbieder
B
De consument heeft maar keuze uit één product
C
De ondernemer is monopolist voor zijn eigen product en klantenkring

Slide 25 - Quizvraag

Welke ondernemingen kunnen voorbeelden zijn van een oligopolie?
A
supermarkt en autofabrikant
B
supermarkt en H&M
C
computerfabrikant en H&M

Slide 26 - Quizvraag

Waarom is het moeilijk om als aanbieder een oligopolie te betreden?
A
veel diploma's nodig
B
Veel kennis en kapitaal nodig
C
het is helemaal niet moeilijk om toe te treden tot een oligopolie

Slide 27 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van ?
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie

Slide 28 - Quizvraag

Productdifferentiatie
Bedrijven proberen hun producten te onderscheiden ten opzichte van concurrenten. Door middel van productkenmerken zoals het merk, de verpakking, kwaliteit en (extra) functionaliteit. Producten worden hierdoor verschillend in de ogen van de consument (heterogeen).

Slide 29 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van ?
50 euro en 15 euro
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie

Slide 30 - Quizvraag

Prijsdifferentiatie
Voor een vergelijkbaar maar verschillend product een verschillende prijs vragen. Verschillen in bijvoorbeeld plaats, tijd en uitvoering. Voorbeeld: theaterkaartjes voor de 1e versus de 2e rang.
Het product is 'anders'.

Slide 31 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld van ?
A
prijsdiscriminatie
B
prijsdifferentiatie
C
productdifferentiatie

Slide 32 - Quizvraag

Prijsdiscriminatie
Het vragen van verschillende prijzen voor hetzelfde product aan verschillende klanten (terwijl er geen verschil is in kosten). Denk aan: kinderkorting (bij OV).
De klant is 'anders'.

Slide 33 - Tekstslide

Marktvormen, de vier marktvormen
Belangrijke opgaven voor het SE over dit onderwerp:
Blz.280 Vier marktvormen
Blz.282 Winnaars en verliezers
Blz.283 De strategie van oligopolisten
Blz.284 Prijsdiscriminatie
Volgende les:
Maximale omzet, maximale winst bij onvolkomen concurrentie

Slide 34 - Tekstslide