Parler des vacances d'automne
Voorbereiden volgende les
- in je schrift
- 4 zinnen over jouw herfstvakantie
- gebruik minstens 3x de passé composé
1. Waar ben je geweest?
2. Wat heb je gedaan? (noem 2 activiteiten)
3. Welke taal heb je gesproken?
4. Hoe was jouw vakantie?
Hulpmiddelen: eigen boek + woordenboek