Maandag 10 januari 2022 klas 3c

Figuurlijk taalgebruik
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 


- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen

- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek



Slide 2 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'tegen de lamp lopen'



Wat betekent het nu?

Slide 3 - Tekstslide

Tegen de lamp lopen betekent
Tegen de lamp lopen is een spreekwoord en betekent 'betrapt worden'. Het spreekwoord wordt meestal gebruikt als iemand betrapt wordt bij het plegen van een misdaad of bij een andere slechte daad

Slide 4 - Tekstslide

Je zegt iets "bij wijze van spreken".
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Quizvraag

Je zegt precies wat er gebeurt.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Quizvraag

Een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
ik glimlach
B
ik ben verdrietig
C
ik heb een punthoofd
D
ik zweet me dood

Slide 7 - Quizvraag

Nakijken opdrachten
startopdracht t/m 3 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Instructie
Wat: maken opdracht 4 en 5 blz 80/81

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide