wg staat voor:
werkwoordelijk gezegde en vind je door alle werkwoorden te benoemen. Aan het + infinitief, te + infinitief en splitsbare ww horen erbij.
o staat voor: onderwerp en vind je door de vraag wie/wat + gezegde. Als je de pv verandert, verandert het o mee. Het begint nooit met een voorzetsel.
lv staat voor: lijdend voorwerp en vind je door de vraag wie/wat + wg + o. Het begint nooit met een voorzetsel.