B - Les 3: Kommagetallen

Les 3: Kommagetallen
Kommagetallen en afronden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundePraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Les 3: Kommagetallen
Kommagetallen en afronden

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les kunnen we...
  • ...geldbedragen goed aflezen en schrijven
  • ...geldbedragen afronden op hele euro's
  • ...geldbedragen afronden op twee getallen na de komma 

Slide 2 - Tekstslide

Kommagetallen
Een bedrag is niet altijd rond. Daarmee bedoelen we dat het niet altijd hele euro's zijn. 

Kommagetallen met geld zijn euro's en centen. 

Bijvoorbeeld: €24,75 
Dit is 24 euro en 75 cent

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel is: 36 euro en 45 cent? (Vergeet het euroteken niet!)

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel is: 132 euro en 25 cent? (Vergeet het euroteken niet!)

Slide 5 - Open vraag

Drieënzestig euro en vierenvijftig cent

Slide 6 - Open vraag

Honderdzevenentwintig euro en achtentwintig cent

Slide 7 - Open vraag

Eenendertig euro en vijftien cent

Slide 8 - Open vraag

Aan het einde van de les kunnen we...
  • ...geldbedragen goed aflezen en schrijven
  • ...geldbedragen afronden op hele euro's
  • ...geldbedragen afronden op twee getallen na de komma 

Slide 9 - Tekstslide

Afronden op hele euro's 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

€4,30 is afgerond...

Slide 13 - Open vraag

€5,60 is afgerond...

Slide 14 - Open vraag

€19,75 is afgerond...

Slide 15 - Open vraag

€99,85 is afgerond...

Slide 16 - Open vraag

€63,25 is afgerond...

Slide 17 - Open vraag

Afronden op twee getallen na de komma
In Nederland betalen we niet meer met 2 cent en 1 cent

Daarom ronden we bedragen zoals deze altijd af

€17,53 wordt €17,55


Slide 18 - Tekstslide

1 en 2 ronden we af naar 0 
naar beneden
Voorbeeld: €16,32 = €16,30
Voorbeeld: €9,41 = €9,40

3 en 4 ronden we af naar 5
Voorbeeld: €8,64 = €8,65
Voorbeeld: 9,13 = €9,15
6 en 7 ronden we af naar 5
Voorbeeld: €40,76 = €40,75
Voorbeeld: €1,17 = €1,15

8 en 9 ronden we af naar 0 
naar boven
Voorbeeld: €5,38 = €5,40
Voorbeeld: €78,69 = €78,70

Maar ook:
€79,99 = €80

Slide 19 - Tekstslide

Rond het bedrag af
A
€12,50
B
€12,40
C
€12,45
D
€12,47

Slide 20 - Quizvraag

Rond het bedrag af
A
€18,45
B
€18,50
C
€18,40
D
€19,-

Slide 21 - Quizvraag

Rond het bedrag af
A
€41,60
B
€41,65
C
€41,70
D
€41,-

Slide 22 - Quizvraag

Rond het bedrag af
A
€14,-
B
€14,90
C
€14,95
D
€15,-

Slide 23 - Quizvraag

Rond het bedrag af
A
€98,-
B
€98,95
C
€99,-
D
€100,-

Slide 24 - Quizvraag

Rond het bedrag af
A
€5,-
B
€4,95
C
€4,90
D
€4,-

Slide 25 - Quizvraag

Rond het bedrag af
A
€2,05
B
€2,-
C
€2,10
D
€1,95

Slide 26 - Quizvraag

€12,07

Slide 27 - Open vraag

99,97

Slide 28 - Open vraag

€67,76

Slide 29 - Open vraag

€84,22

Slide 30 - Open vraag

€132,74

Slide 31 - Open vraag

€199,98

Slide 32 - Open vraag

Aan het einde van de les kunnen we...
  • ...geldbedragen goed aflezen en schrijven
  • ...geldbedragen afronden op hele euro's
  • ...geldbedragen afronden op twee getallen na de komma


En nu? Aan het werk met je werkbladen

Slide 33 - Tekstslide