Stijlfiguren 1 EN 2

Wat te leren voor de toets? Toets: 18/19 april

Hoofdstuk 1
Stijlfiguren (1): herhaling, tegenstelling en opsomming


Hoofdstuk 2
Stijlfiguren (2): hyperbool, understatement en eufemisme

Ook de betekenis van deze woorden uit de hoodstukken!!

Hoofdstuk 3
Beeldspraak: metonymie



Hoofdstuk 4
Stijlfiguren (3): pleonasme en tautologie

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat te leren voor de toets? Toets: 18/19 april

Hoofdstuk 1
Stijlfiguren (1): herhaling, tegenstelling en opsomming


Hoofdstuk 2
Stijlfiguren (2): hyperbool, understatement en eufemisme

Ook de betekenis van deze woorden uit de hoodstukken!!

Hoofdstuk 3
Beeldspraak: metonymie



Hoofdstuk 4
Stijlfiguren (3): pleonasme en tautologie

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat H1

Slide 2 - Tekstslide

Waarom stijlfiguren?
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 3 - Tekstslide

Kijk naar dit voorbeeld. Bij welke zin kun je je beter een beeld vormen?



Ik was in Oostenrijk in een skigebied.

Ik was in Oostenrijk. Ik zag bergen, skilifts, chalets en skiërs.

Slide 4 - Tekstslide

En deze? Welke zin spreekt meer tot de verbeelding?

Joey is een slimme jongen, hij weet veel.

Joey is een slimme jongen, hij is een wandelende encyclopedie.

Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguren (1)
  • herhaling
  • tegenstelling
  • opsomming (drieslag, climax en omgekeerde climax) 

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.

"Nee, nee, nee", zei moeder boos.

Slide 7 - Tekstslide

Tegenstelling
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.

In het donker is er geen lichtpunt

Slide 8 - Tekstslide

Opsomming
Opsomming van namen, feiten of andere dingen

Er zijn 3 bijzondere gevallen:
  1.  de drieslag
  2.  de climax
  3.  de omgekeerde climax

Slide 9 - Tekstslide

Opsomming (1. de drieslag)
Opsomming van 3 woorden, 3 zinsdelen of 3 zinnen
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed

Slide 10 - Tekstslide

Opsomming (2. de climax)
Steeds sterker wordende reeks woorden
Je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste.

Hij voldoet, nee... doet het goed, nee... uitstekend, nee... hij is de allerbeste.
Welk stijlfiguur kan dit nog meer zijn?

Slide 11 - Tekstslide

Opsomming (3. anticlimax)
Steeds zwakker wordende reeks woorden.

Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Aan de slag! 

Bladzijde 24 t/m 26  
Huiswerk vandaag: Opdracht 1, 2*, 3 (betekenis), 

Morgen behandelen we: 4, 5 (betekenis), 6

* vraag 1, 2 en 6 noteer: beeldspraak

Slide 14 - Tekstslide

Vandaag en morgen
Welke stijlfiguren zijn voorbij gekomen?

Morgen besteden we kort aandacht aan de presentatie van je boeken en gaan we verder met stijlfiguren 2.

Slide 15 - Tekstslide

Woordenschat H2

Slide 16 - Tekstslide

Waarom stijlfiguren?
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 17 - Tekstslide

Stijlfiguren (2)
  • hyperbool
  • eufemisme
  • understatement 

Slide 18 - Tekstslide

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.
Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.

Slide 19 - Tekstslide

Hyperbool

Slide 20 - Tekstslide

Eufemisme
Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.
Hij gaat creatief om met de waarheid.
Onze hond is gisteren heengegaan. 


De volslanke vrouw volgt een sportklasje.

Slide 21 - Tekstslide

Eufemisme

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Understatement
Een afzwakking. Het verschil van met een eufemisme
is dat het juist wordt gebruikt om iets te benadrukken.


Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Slide 24 - Tekstslide

LEUK OPTREKJE

Slide 25 - Tekstslide

TOT ZO VER DE STIJLFIGUREN

herhaling
tegenstelling
opsomming (drieslag, climax en omgekeerde climax) 
hyperbool
eufemisme 
understatement

Slide 26 - Tekstslide

Woordenschat H4

Slide 27 - Tekstslide

Waarom stijlfiguren?
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 28 - Tekstslide

Stijlfiguren (3)
  • pleonasme
  • tautologie

Slide 29 - Tekstslide

Pleonasme

Slide 30 - Tekstslide

Tautologie

Slide 31 - Tekstslide

OEFENEN!

Slide 32 - Tekstslide

Geef bij de volgende zinnen aan van welke stijlfiguur gebruik is gemaakt.

Slide 33 - Tekstslide

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 34 - Quizvraag

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 35 - Quizvraag

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 36 - Quizvraag

De dierenarts heeft het arme dier moeten laten inslapen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 37 - Quizvraag

Die miljonair heeft wel
een aardig optrekje.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement

Slide 38 - Quizvraag

Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax

Slide 39 - Quizvraag

Koning, keizer, admiraal. Ik ken ze allemaal.
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Herhaling
D
climax

Slide 40 - Quizvraag

De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.
A
Drieslag
B
Omgekeerde climax
C
Herhaling
D
Tegenstelling

Slide 41 - Quizvraag

Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling

Slide 42 - Quizvraag