* Gebruik nummers of dots en daarnaast signaalwoorden
* Gebruik afbeeldingen
Slide 9 - Tekstslide
www.beterspellen.nl
Slide 10 - Link
Inleiding
De tekst begint met een inleiding. Dit is een aparte alinea. Je trekt de aandacht van de lezer en introduceert het onderwerp. Bij een betoog geef je ook een standpunt.
Slide 11 - Tekstslide
Kern (middenstuk)
Na de inleiding volgt het middenstuk. Je hebt informatie verzameld en dat verwerk je in het middenstuk. In de kern staat dus de meeste informatie. Het middenstuk verdeel je ook weer in aparte alinea’s. Je plaatst witregels tussen de alinea’s.
Slide 12 - Tekstslide
Slot
Als laatste volgt het slot. Ook dit is weer een aparte alinea. In het slot geef je bijvoorbeeld een conclusie, een samenvatting, kom je terug op de inleiding of geef je een advies of een vooruitblik.
Slide 13 - Tekstslide
Schrijven in fasen
Als je een langere tekst schrijft, zoals een artikel of een zakelijke brief dan is het handig om vooraf een plan te hebben.
Slide 14 - Tekstslide
Maak een schrijfplan
Bepaal het onderwerp
Bepaal je schrijfdoel
Bepaal je doelgroep (en informeel of formeel)
Verzamel informatie
Bepaal de volgorde van de deelonderwerpen of argumenten
Bepaal de opbouw: (inleiding, kern en slot)
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld schrijfplan
Zie ook Teams> Nederlands> bestanden> schrijven theorie
Bepaal het onderwerp
Bepaal je schrijfdoel
Bepaal je doelgroep (en informeel of formeel)
Verzamel informatie
Bepaal de volgorde van de deelonderwerpen of argumenten
Bepaal de opbouw: (inleiding, kern en slot)
Slide 16 - Tekstslide
Wat is een informatief artikel?
In een informatief artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp.
De tekst bevat alleen feiten, geen meningen.
Zorg ervoor dat je lezer kan controleren waar de informatie vandaan komt, gebruik bronvermelding.
Slide 17 - Tekstslide
facultatief huiswerk
extra theorie als introductie
met opdrachten
niet opgenomen in planning
niet verplicht, wel aan te raden!
Slide 18 - Tekstslide
Vul het juiste woord in. ..... kennen deze collega niet.
A
Hun
B
Hen
C
Zij
Slide 19 - Quizvraag
Wat is juist?
A
naar aanleiding van
B
na aanleiding van
Slide 20 - Quizvraag
In welke zin staan alle hoofdletters goed?
A
op zondag houden de Spanjaarden rust.
B
Op zondag houden de spanjaarden rust.
C
Op zondag houden de Spanjaarden rust.
D
Op Zondag houden de Spanjaarden rust.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
interessante herinneringen
B
interesante herinneringen
C
interessante herineringen
D
interesante herineringen
Slide 22 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
doormiddelvan
B
doormiddel van
C
door middelvan
D
door middel van
Slide 23 - Quizvraag
Vul in: Dit is .......... patiënt, niet die van .......... .
A
jouwn, mij
B
jouw, mijn
C
jouw, mij
D
jou, mijn
Slide 24 - Quizvraag
En nu? Deze patiënt is van .........., niet van .......... .