a. Hoe spel je de samenstelling van: zon + schijn? b. Waarom?
Slide 4 - Open vraag
a. Hoe spel je de samenstelling van pan + koek? 1b. Waarom?
Slide 5 - Open vraag
2. Vooruitblik
Aan het einde van deze les...
...weet ik wat een samentrekking is.
...weet ik hoe ik een samentrekking goed schrijf.
(Waarom ook alweer? In de dorpskrant verwerk je 4 samentrekkingen naar keuze.)
Slide 6 - Tekstslide
3. Theorie: samentrekking & samen aan de slag!
Bekijk deze woorden/woordgroepen
ochtend- en avondspits
in goede en slechte tijden
oude kaas en jonge kaas
keel-, neus- en oorarts
timer
2:00
Slide 7 - Tekstslide
Waarom wordt er tussen de volgende woorden 'ochtend- en avondspits' een weglatingsstreepje gebruikt denk je?
Slide 8 - Open vraag
Waarom wordt er tussen de woorden 'oude en jonge kaas' geen weglatingsstreepje gebruikt?
Slide 9 - Open vraag
3. Samentrekking
Het weglatingsstreepje (-) gebruik je als:
je een deel van een woord weglaat.
Voorbeelden:
Invoer en uitvoer
--> in- en uitvoer
Binnenbanden en buitenbanden
--> binnen- en buitenbanden
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de samentrekking van: bruidsboeketten, bruidsjurken, bruidskapsels en bruidsboeketten?
A
bruidsjurken, -kapsels en bruidsboeketten
B
bruidsjurken, -kapsels en -boeketten
C
-jurken, -kapsels, en -boeketten
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de samentrekking van: voordelen en nadelen?
A
voor- en -delen
B
voordelen -nadelen
C
voor en nadeel
D
voor- en nadelen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de samentrekking van: kippenhouders en kippenfokkers?
A
kippenhouders en -fokkers
B
kippenhouders en fokkers
C
kippen- en -fokkers
Slide 13 - Quizvraag
3. Samentrekking
Soms kun je makkelijk 1 woord weghalen binnen de woordgroep en de woordgroep blijft dan correct. Dit is dan ook een samentrekking, maar dan niet binnen een woord, maar in een woordgroepje.
Voorbeelden:
oude boeken en nieuwe boeken --> oude en nieuwe boeken
in goede tijden en slechte tijden --> in goede en slechte tijden
oude kaas en jonge kaas --> oude en jonge kaas
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Duimpje omhoog of omlaag?
Als het duidelijk is, steek dan jouw duim omhoog.
Is het nog onduidelijk? Steek dan jouw duim omlaag!
3,2,1.....!
Slide 16 - Tekstslide
0
Slide 17 - Video
3. Aan de slag!
Vul de antwoorden in op slides 19 t/m 20.
Bliksembeurt!
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
chocoladetaart of chocoladepudding
Slide 19 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
hoofdletters en kleine letters
Slide 20 - Open vraag
4. Aan de slag: check-in-duo's!
Wat? Maak slides 22 t/m 33. Doe dit eerst voor jezelf.
Controleer daarna met de klasgenoot naast je welke antwoorden jullie hebben gegeven. Als je verschillende antwoorden hebt, leg je elkaar om beurten uit hoe je aan je antwoord gekomen bent en/of waar je je antwoord gevonden hebt. Er kan maar een antwoord goed zijn. Kom je er samen niet uit, dan steek je een vinger op en komt de docent jullie helpen.
Hoe? Op jouw laptop in LessonUp (les 6 Dorpskrant).
Hulp? Van elkaar.
Al klaar? Werk verder aan jullie krant.
Slide 21 - Tekstslide
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
zestienjarigen tot achttienjarigen
Slide 22 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
bouwplannen en bouwprojecten
Slide 23 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
herfstvakantie, kerstvakantie en zomervakantie
Slide 24 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
olijfolie en zonnebloemolie
Slide 25 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
theekopje en koffiekopje
Slide 26 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
oude schoenen en nieuwe schoenen
Slide 27 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
zondagen en feestdagen
Slide 28 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
dinsdagmorgen en woensdagmorgen
Slide 29 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
oude mensen en jonge mensen
Slide 30 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
kattenvoer en hondenvoer
Slide 31 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan. grote projecten en kleine projecten
Slide 32 - Open vraag
Schrijf het woord korter op. Gebruik een weglatingsstreepje als dat kan.
mooie jongens en mooie meisjes
Slide 33 - Open vraag
Aan de slag!
Wat? Pak jullie opdrachtenboekje van de Dorpskrant erbij. Noteer 4 samentrekkingen die jullie gaan verwerken in de krant.
Klaar? Verder werken aan de titel en rubrieken.
Moet aan het einde van de les af zijn (schrijven).