In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Grammaire D - het bijvoeglijk naamwoord
- Vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord.
Slide 1 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: aardige, groene, rode, oude, kleine, schattige, etc.
Slide 2 - Tekstslide
De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord staat als mannelijk enkelvoud in het woordenboek. Om het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk te maken, moet je een etoevoegen. Meervoud maak je door er een sachter te zetten. Bij vrouwelijk meervoud gebruikt men es.
Bijv.: le petit garçon (mannelijk enkelvoud)
la petite fille (vrouwelijk enkelvoud)
les petits garçons (mannelijk meervoud)
les petites filles (vrouwelijk meervoud)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
De plaats van 't bijvoeglijk naamwoord
In het Frans is het normaal om de bijvoeglijk naamwoordenACHTER het zelfstandig naamwoord te plaatsen. bijv.:
de moderneschool = l’écolemoderne
de aardigeleraar = le professeur sympathique
de geweldigeleerling = l’élèveformidable
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijwoord
D
een ander bijvoeglijk naamwoord
Slide 9 - Quizvraag
Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.
Slide 10 - Quizvraag
Welke bijvoeglijk naamwoord staat NIET voor het zelfst. nw. in het Frans?
A
rouge
B
petit
C
beau
D
bon
Slide 11 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Monique est très heureux
B
Monique est très heureus
C
Monique est très heureuse
D
Monique est très heureuxs
Slide 13 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.
Slide 14 - Quizvraag
Komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
blanc
adorable
belle
nouveau
active
grands
bonnes
Slide 15 - Sleepvraag
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jean noire.
B
Il porte un jean noir.
C
Il porte un jean noirs.
D
Il porte un jean noires.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Ses jeans est bleus.
B
Ses jeans sont bleus.
C
Sa jeans est bleu.
D
Ses jeans sont bleu.
Slide 17 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.
Slide 18 - Quizvraag
1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe. -->
2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ . -->
3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine. -->
4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes ____________. -->
5 Tu préfères les _____________ robes _____________? -->
6 Fabienne est une _____________ fille _____________. -->
Onderdeel E: Sleep het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste plaats.