Les 6 Literatuurgeschiedenis 1900 - 1940

DE TWINTIGSTE EEUW
van 1900 tot 1940
Cursus 12 Laagland
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DE TWINTIGSTE EEUW
van 1900 tot 1940
Cursus 12 Laagland

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag 16-12
  • Gelukt met hw  (bestudeer zelfstandig Laagland p. 152 t/m 157 (tot aan expressionisme) en vat dit gedeelte samen)
  • Vragen?
  • Huiswerk voor morgen do (17-12)
  • Lesdoelen deze les
  • Bespreking negentiende eeuw op hoofdlijnen
  • Afronding

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk voor do. 17 december
  • Maak in je schrift een samenvatting van cursus 12 Laagland (theorieboek) 
  • Neem mee naar de les: je schrift, je theorie- en werkboeken (zelf je eigen exemplaar meenemen!)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert wat de ideeën tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw zijn en over het wereld- en mensbeeld in de periode 1900-1940 en hoe deze in de literatuur vorm krijgen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Historische context (1)
  • Tot 1914: nationalisme en imperialisme veroorzaken steeds meer spanning
  • Op slagvelden WO I: acht miljoen doden, verschikkingen leiden tot morele ontreddering
  • Nederland bleef neutraal, maar grote vluchtelingenstroom uit België
  •  Na WO: totalitaire staten komen op (communisme / nationaal socialisme / facisme) + machtgreep Spanje reactionaire militairen
  • -> democratie en individualisme komen onder druk

Slide 6 - Tekstslide

Historische context (2)
  • 1929: beurskrach New York -> doet bestaande onvrede groeien 
  • Wereldwijde economische crisis
  • Grote werkloosheid (o.a. Amsterdamse Bos in die tijd als werkverschaffingsproject aangelegd)
  • 1917: invoering van algemeen kiesrecht voor mannen
  • 1919: ook voor vrouwen
  •  Massaproductie in fabrieken, ongeschoolde arbeid tegen laag loon

Slide 7 - Tekstslide

Historische context (3)
  • Ontgoocheling en morele ontreddering leidt tot cultuurkritiek: angst voor massa en wens bedreigde individu te beschermen 
  • Intellectuelen, schrijvers en kunstenaars: cultuurcritici + afwijzing massacultuur
  • Uitvinding lopende band (Henry Ford) gaf enorme impuls aan industriële productie
  • Nieuwe dansvormen (Charlston) + vrijere omgangsvormen man/vrouw
  • twee kanten: omarmen vernieuwingen <-> pessimisme, somberheid, cultuurkritiek

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

https://m.kro-ncrv.nl/fragmenten/herman-pleij-over-vrouwenemancipatie-in-de-roaring-twenties

Slide 10 - Tekstslide

Culturele context (1)
  • Opkomst psychoanalyse: menselijk gedrag wordt bepaald door het onbewuste (mens wordt geleid door vooral driften en lusten)
  • Opvattingen Freud ondermijnen normen & waarden burgerij (die geloofde in 'rationele mens in geordende wereld')
  • Filosofie: 
  •    * Henri Bergson beschouwt intuïtie als middel tot kennis en twee              soorten tijd (meetbaar en als zuivere duur)
  •    * Neopositivisten: vonden dat filosofie exacte uitspraken moest                 doen over zintuigelijk ervaarbare werkelijkheid

Slide 11 - Tekstslide

Culturele context (2), filosofie:
  • Taal is ontoereikend: je kunt er geen exacte en ondubbelzinnige uitspraken mee doen -> Ludwig Wittgenstein, taalfilosoof
  • Walter Benjamin: mensen leven op snelle ritme van de stad en nemen vluchtig waar -> leven is vol senaties, worden niet verwerkt in persoonlijke leven - > montage, reproduceerbaarheid, fotografie en film

Slide 12 - Tekstslide

Culturele context (3), kunst:
  • Moderne kunst: breuk met voorafgaande periode
  • Verschillende bewegingen onder koepel 'historische avant garde'
  • Nieuwe kunst = uiting van nieuwe mens en zijn wereld
  • Natuurgetrouwe werkelijkheid -> abstractie
  • Kunstwerk is geen weergave van verhaal; vorm, kleur en compositie domineren inhoud, artistieke vorm staat op zichzelf
  • Gefortuneerde kopers zette zich af tegen 'burgerlijkheid'
  • Collage (willekeurig samenraapsel) en montage (bij elkaar passende beeldelementen)

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Modernisme
- historische avantgarde
- interbellum (de tijd tussen de twee wereldoorlogen)
- nieuwe manieren om de werkelijkheid te beschrijven
- discussie tussen vorm en vent (de mens)

Slide 15 - Tekstslide

DEFINITIE
Volgens de modernisten kan de werkelijkheid niet objectief worden weergegeven omdat iedereen de hem of haar omringende ‘moderne’ wereld anders ervaart en interpreteert

Slide 16 - Tekstslide

Antikunst
- het nihilisme (Nietzsche): de wereld is chaotisch en zonder fundament, maar 'omarm het leven en schep zelf nieuwe waarden'
- dada, dadaïsten


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Het modernisme legt de nadruk op:
  1. de subjectieve beleving, niet op de objectieve buitenwereld
  2. de ervaringen van individuele personages, meer dan op sociale groeperingen
  3. subtiele gevoelens en gedachten, in plaats van op het wereldgebeuren



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Culturele context (4), expressionisme:
  • Aansluitend bij Van Gogh (negentiende eeuw)
  • Tegengif tegen vervreemding, materialisme + burgerlijke orde
  • Direct en eerlijk schilderen, bevrijden van academische kunst, persoonlijke expressie en intuïtie staan centraal
  • Zowel stedelijke als natuurtafrelen
  • Kritisch over materialisme en vervreemding van eigen tijd
  • Heldere kleuren, spirituele weg, kleuren spirituele eigenschappen; 
  • WO I:einde expressionisme

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Vrije vers
- expressionisme: geen impressie van de werkelijkheid, maar een persoonlijke ervaring van de werkelijkheid
- expressionisten laten de vaste vormen los

Slide 24 - Tekstslide

Culturele context (5), dadaïsme & surrealisme:
  • Cabaret Voltaire: dadaistische bijeenkomsten (1916), reactie van ontgoocheling en ontreddering -> wil chaos scheppen
  • Tegengif tegen vervreemding, materialisme + burgerlijke orde
  • Direct en eerlijk schilderen, bevrijden van academische kunst, persoonlijke expressie en intuïtie staan centraal
  • Zowel stedelijke als natuurtafrelen
  • Kritisch over materialisme en vervreemding van eigen tijd
  • Heldere kleuren, spirituele weg, kleuren spirituele eigenschappen; 
  • WO I:einde expressionisme

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Écriture automatique
  • Voor het eerst doelbewust gebruikt bij Dada en Surrealisme
  • Automatisch schrijven zonder vooropgezet idee, met het doel de tekst te gebruiken voor een literair doel
  • De auteur schrijft wat in hem opkomt, of het nu grammaticaal klopt of niet.
  • Zo spreekt de schrijver zijn onderbewuste aan.
  • De ontstane teksten worden vaak (niet per se) verwerkt tot gedichten, waarna ze dikwijls geredigeerd worden

Slide 29 - Tekstslide

Literaire ontwikkelingen 
  • Meer lezers, middengroepen (incl. vrouwen) gingen lezen
  • Commercialisering boekenbedrijf
  • Psychologische roman belangrijk
  • Doorwerking romantiek
  • Doorwerking realisme
  • Aansluiting bij avant garde (dat juist breekt met realisme en naturalisme)

Slide 30 - Tekstslide

Op het gevaarlijke af
- futurisme: Italië
verheerlijking van energie, gevaar, techniek, snelheid, heroïek van daad en strijd
- verwant aan fascisme
Nietzsche: bestaande waarden omver werpen
übermensch: bevrijd van illusies en uitstijgend boven zichzelf door zuivere innerlijke kracht

Slide 31 - Tekstslide

Krachtig levensgevoel
- optimisme door economische bloei in de jaren '20
- dynamiek van de stad
- persoonlijke ervaring (als de romantiek)
- vitalisme: Hendrik Marsman

Slide 32 - Tekstslide

Denken aan Holland
- Marsman vindt geen vitalistische levenshouding in Nederland. wel in Europa
- overmoed
- beurskrach (1929)
- Marsman verlaat het vitalisme en schrijft 'Herinnering aan Holland' (gedicht van de eeuw)

Slide 33 - Tekstslide

Vorm of vent
- Tegengeluid: Menno ter Braak en Edgar du Perron
- Verzet tegen de 'vergoding van de vorm' door de avantgardisten
- aandacht voor mens achter het werk (de vent)
- de vorm-of-ventdiscussie

Slide 34 - Tekstslide

De nieuwe zakelijkheid
Poëzie:
- functionele vormgeving
- gedichten over gewone gebeurtenissen
- alledaagse taal
- pratende wijze van dichten
Proza:
- geen uitgebreide sfeerbeschrijving, maar korte zinnen en snel wisselende beelden (reportagestijl): Ferdinand Bordewijk en Willem Elsschot

Slide 35 - Tekstslide

Traditie
- neoromantiek
- gevoelsuitingen als afzet tegen een steeds lelijkere wereld vol machines en van dreiging
- reactie op koele, externe observaties van de naturalisten

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Een aantal dichters en schrijvers
Paul van Ostaijen - expressionisme/dada
Hendrik Marsman - vitalisme
Jan Slauerhoff - escapisme
Menno ter Braak en Edgar de Perron- ventist
Nieuwe zakelijkheid:
Ferdinand Bordewijk, Willem Elsschot, Simon Vestdijk
Neoromantiek:
Nescio, J.C. Bloem, Arthur van Schendel

Slide 39 - Tekstslide