Kapitel 3 9-5-2023 herhaling 3e naamval

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Tekstslide

Frankfurt am Main

Slide 2 - Tekstslide

der Unterrichtsplan

- Rückblick 
- Prüfung Kap. 6 einplanen
- Wiederholung voorzetsels 3e + 4e naamval met het persoonlijk voornaamwoord in de 3e en 4e naamval
- Lektion 4: Aufg. 9 bis einschl. 11 kontrollieren.  
- Hörfertigkeitsübungen 4 und 5 machen. 
- Lektion 5: Aufg. 1 bis einschl. 3 machen. 
- Evaluation
 


 


Slide 3 - Tekstslide

das  Lernziel:

- Je kunt de voorzetsels van de 3e naamval noemen
- Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval zetten



Slide 4 - Tekstslide

Rückblick

Was haben wir die vorige Unterrichtstunde gemacht? 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling: Persoonlijk voornaamwoord  met de voorzetsels 4e naamval.
Voorzetsels met de 4e naamval:
  1. durch = door
  2. für = voor(bestemt voor iemand)
  3. ohne = zonder
  4. um= om
  5. gegen = gegen
  6. entlang= langs        Du spielst gegen mich.                                                                          Er kommt ohne ihn.
Voorzetsels:
in de kast, op de kast, naast de kast, etc.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling: Persoonlijk voornaamwoord  met de voorzetsels 3e naamval.
Voorzetsels met de 3e naamval:
  1. mit = met
  2. nach = naar (landen/steden/richting)
  3. bei = bij
  4. seit = sinds
  5. von = van
  6. zu = naar(personen/gebouwen)
  7. aus = uit                      Du bist bei mir.                                                                                         Er kommt zu euch.
Voorzetsels:
in de kast, op de kast, naast de kast, etc.

Slide 7 - Tekstslide

Personalpronomen 1e,3e,4e naamval
   mij        jou       hem    haar     het       ons       jullie    hen/hun    u

Slide 8 - Tekstslide

Stap 1. controleer de zin op voorzetsels ( 3e en 4e )
Stap 2. Markeer deze en geef aan bij welke naamval dit voorzetsel hoort
Stap 3. Zet het persoonlijk voornaamwoord in de 3e of 4e  naamval. 

1. (van jou)  Das Buch ist  von  dir. 

2. (naar hem toe) Ich gehe zu ihm

3. (bei jullie) Bei euch in der Schule ist es toll. 

Slide 9 - Tekstslide

Hausaufgaben: Lektion 4: Aufg.
9, 10 und 11 kontrollieren. 

Slide 10 - Tekstslide

Hörfertigkeitsübung: Lektion 5 Aufg. 4 und 5 machen

Slide 11 - Tekstslide

macht jetzt selbstständig:  Lektion 5 1 bis einschl. 3 machen. 

Slide 12 - Tekstslide

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 13 - Sleepvraag

Zet het voorzetsel bij de goede naamval
3
4
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
durch
für
gegen
ohne
um

Slide 14 - Sleepvraag

Welk rijtje voorzetsels hoort bij de derde naamval?
A
aus, durch, für, von, zu, bei
B
seit, aus, für, in, an, bei, mit
C
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
D
mit, seit, zu, aus, neben, zwischen

Slide 15 - Quizvraag

Voorzetsels vierde naamval
A
durch, für, gegen, ohne, um
B
duch, fur, gegen, ohne, um
C
dürch, für, gegen, ohne, um

Slide 16 - Quizvraag

Ist das Telefon ... (voor) ... (mij)?
A
durch mich
B
gegen mich
C
für mich
D
fur mich

Slide 17 - Quizvraag

Heute Abend komme ich zu ....(jou)
A
dir
B
du
C
ihr

Slide 18 - Quizvraag

Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 19 - Quizvraag

Hausaufgaben: Lektion 5 Aufg. 1 bis einschl. 3. 
  
 
 

Slide 20 - Tekstslide