12th of January: Chapter 3, Grammar and vocab

TODAY
- Vocabulary Theme 3 (G+H+I)
- ex. 24 until 27
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TODAY
- Vocabulary Theme 3 (G+H+I)
- ex. 24 until 27

Slide 1 - Tekstslide

waardevol

Slide 2 - Open vraag

vindingrijk

Slide 3 - Open vraag

aanhouden

Slide 4 - Open vraag

voortvluchtige

Slide 5 - Open vraag

rel

Slide 6 - Open vraag

Brandstichting

Slide 7 - Open vraag

beroven

Slide 8 - Open vraag

geheimzinnig

Slide 9 - Open vraag

speurhond

Slide 10 - Open vraag

at large

Slide 11 - Open vraag

Constable

Slide 12 - Open vraag

distressing

Slide 13 - Open vraag

Seargent

Slide 14 - Open vraag

What is a relative clause?
A
Het is een bekende van je
B
Dat hangt er van af, alles is relatief
C
Het is een bijzin

Slide 15 - Quizvraag

what is a relative clause?



My brother, who is 24 years old, still lives at home

Slide 16 - Tekstslide




Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe
A relative clause is een bijzin

Slide 17 - Tekstslide


The thief who robbed an old lady was sent to jail.


Functie: Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.



Slide 18 - Tekstslide

How to use it??
  • who      - als je wilt verwijzen naar personen
  • which  - als je verwijst naar dieren en dingen
  • that      - als je verwijst naar personen, dieren, dingen
  • whose - als je verwijst naar bezit van personen


Als er een komma voor who / which staat, kun je het niet vervangen door that

Slide 19 - Tekstslide

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 20 - Quizvraag

welke 2 woorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 21 - Quizvraag

The boy ………... cat just died will stay at home today.
A
whom
B
which
C
whose
D
that

Slide 22 - Quizvraag

This is the woman .......
asked Tim for money yesterday.
A
who
B
which

Slide 23 - Quizvraag

Do you like the dog .....
is under the table?
A
Who
B
Which

Slide 24 - Quizvraag

J. Grammar
- The passive
- both / either / neither / all / each / every / none

p. 47 TB

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

exercise 24, sentence 1: finish the sentence:
The lion bit the man.
The bike...

Slide 30 - Open vraag

What is the object in this sentence?
(Leidend voorwerp)
The lion bit the man.

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Passives
Part 1

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

What makes a sentence passive?
The combination of 'to be' + past participle (volt. dlw) makes a sentence passive
The student is taught (by the teacher).
The man was bitten (by the dog).

Slide 35 - Tekstslide

How to recognize a passive sentence...
- check if there is a form of 'to be' used (am, are, is, was, were, been)
- is it followed by a participle (voltooid deelwoord)?
- is it followed by 'by + noun or pronoun? If not, can it be followed by 'by zombies'?
Are all answers 'yes'? Congratulations, you have a passive sentence.

Slide 36 - Tekstslide

....all the possibilities......

Slide 37 - Tekstslide

The Government is planning a new road near my house.
A
passive
B
active

Slide 38 - Quizvraag

Boys like to play soccer.
A
passive
B
active

Slide 39 - Quizvraag

Make a passive:
Lots of books ... (buy) by my father every year.
A
are bought
B
is bought
C
were bought
D
have been bought

Slide 40 - Quizvraag

Make a passive sentence:
Lots of books ... (read) by children in 1890.
A
are read
B
is read
C
were read
D
have been read

Slide 41 - Quizvraag

Homework for Friday:
- Maken wb p. 78 t/m 80
- Leren all vocab ch. 3

Slide 42 - Tekstslide