werkblad : het schrijven van zinnen in het Frans

werkblad: Het schrijven van zinnen in het Frans

werkwoorden op -ER
werkwoorden ALLER, AVOIR, FAIRE en ÊTRE
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

werkblad: Het schrijven van zinnen in het Frans

werkwoorden op -ER
werkwoorden ALLER, AVOIR, FAIRE en ÊTRE

Slide 1 - Tekstslide

Het regelmatige werkwoord op -er
  • Stap 1: Maak de stam
(haal de -er weg)
  • Stap 2: Zet de juiste uitgang
hierachter

Slide 2 - Tekstslide

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 3 - Tekstslide

Tekst
Tekst
je dans
tu dans
il / elle dans
nous dans
vous dans
ils / elles dans
e
ent
ons
ez
es
e

Slide 4 - Sleepvraag

ik loop (marcher)
A
je marcher
B
je marche
C
je marches
D
je march

Slide 5 - Quizvraag

Jij woont (habiter)
A
tu habite
B
tu habiter
C
tu habit
D
tu habites

Slide 6 - Quizvraag

hij eet (manger)
A
il manges
B
il mang
C
il manger
D
il mange

Slide 7 - Quizvraag

wij spelen (jouer)
A
nous jouons
B
nous jouez
C
nous jouer
D
nous jour

Slide 8 - Quizvraag

u zingt (chanter)
A
vous chanter
B
vous chantons
C
vous chantez
D
vous chantes

Slide 9 - Quizvraag

zij houden van (aimer)
A
ils aimer
B
ils aiment
C
ils aimons
D
ils aime

Slide 10 - Quizvraag

Kies een vervolg op de zin :
Je marche
A
des frites
B
dehors
C
dans une maison
D
une chanson

Slide 11 - Quizvraag

tu habites
A
dans une maison
B
des frites
C
du foot
D
dehors

Slide 12 - Quizvraag

il mange
A
des frites
B
dans une maison
C
une chanson
D
dehors

Slide 13 - Quizvraag

nous jouons
A
des frites
B
du foot
C
dehors
D
dans une maison

Slide 14 - Quizvraag

vous chantez
A
des frites
B
une chanson
C
dans une maison
D
dehors

Slide 15 - Quizvraag

ils aiment
A
les animaux
B
dans une maison
C
une chanson
D
des frites

Slide 16 - Quizvraag

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
sommes
sont
suis
êtes
es
est

Slide 17 - Sleepvraag

Avoir
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 18 - Sleepvraag

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 19 - Sleepvraag

Faire
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
fais
fais
fait
faisons
faites
font

Slide 20 - Sleepvraag

Check je antwoorden : 
1. il s'appelle Noah
2. Nous habitons à Paris
3. Elle a 15 ans
4. Tu as 3 soeurs
5. Ils font du foot
6. Vous êtes au collège O.R.

Slide 21 - Tekstslide