SE2

Leerdoelen paragraaf 2.1
  • Je kunt het verschil tussen de particuliere en collectieve sector in eigen woorden omschrijven.
  • Je kent de 3 overheidslagen en kunt taken per laag bedenken.
  • Je kent de taken van het waterschap.
  • Je weet het verschil tussen collectieve voorzieningen, semi-collectieve goederen en individuele goederen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen paragraaf 2.1
  • Je kunt het verschil tussen de particuliere en collectieve sector in eigen woorden omschrijven.
  • Je kent de 3 overheidslagen en kunt taken per laag bedenken.
  • Je kent de taken van het waterschap.
  • Je weet het verschil tussen collectieve voorzieningen, semi-collectieve goederen en individuele goederen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2

Slide 2 - Tekstslide

Bron 4 opbouw Collectieve sector

Slide 3 - Tekstslide

Verschil particuliere en collectieve sector
Particuliere secor:
  • bedrijven verkopen goederen of diensten om winst te halen.
Collectieve sector:
  • is voor iedereen, dient het algemeen belang.
  • wil geen winst maken.

Slide 4 - Tekstslide

Waterschappen Nederland
Waterschap Rijnland
https://www.rijnland.net/

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen paragraaf 2.2
  • Je kent de drie hoofdactiviteiten van de overheid:
    1.  Corrigerende activiteiten
    2. Voorwaardenscheppende activiteiten
    3. Aanvullende activiteiten
    En kunt voorbeelden hiervan geven. 
  • Je kent het verschil tussen privaat en publiekrecht en kunt enkele voorbeelden van beide geven.

Slide 6 - Tekstslide

Privaat versus publiekrecht
Privaatrecht:
Gaat om de rechten en plichten tussen burgers.

Publiekrecht:
Gaat om rechten en plichten binnen de overheid en tussen de overheid en burgers of bedrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Activiteiten overheid(1)
  1. Corrigerende activiteiten:
    Al het werk dat de overheid verricht om ervoor te zorgen dat mensen zich aan wetten en afspraken houden of om het gedrag van mensen te beïnvloeden. 
    - strafrecht, verkeerswetgeving etc
    - accijns op benzine, alcohol en sigaretten

Slide 8 - Tekstslide

Activiteiten overheid
2. Voorwaardenscheppende activiteiten:
Zaken waar de overheid voor zorgt en waar een land niet zonder kan, zoals aanleg van wegen en dijken, onderwijs, gezondheidszorg en leger.

Slide 9 - Tekstslide

Activiteiten overheid
3. Aanvullende activiteiten:
  • zorgt voor zaken die de particuliere sector zelf niet wil of kan regelen.
  • Komt op voor de zwakkeren.
  • Geven subsidies aan gezinnen, bedrijven en organisaties.
  • Zorgt voor volledige werkgelegenheid. 
  • Geeft geld aan ontwikkelingssamenwerking. 

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2.3
  • Je weet het verschil tussen actieven en inactieven
  • Je kunt het begrip ambtenaar omschrijven 
  • Je kunt uitleggen dat de overheid zorgt voor directe en indirecte werkgelegenheid. 
  • Je kunt verschillende manieren uitleggen hoe de overheid ervoor zorgt mensen aan werk komen. 

Slide 11 - Tekstslide

Actieven en inactieven
Inactieven: mensen boven de 15 jaar die een uitkering ontvangen.
- werkloosheidsheidsuitkering
- arbeidsongeschikt
- AOW

Actieven: mensen tussen de 15 en pensioengerechtigde leeftijd die een bijdrage leveren aan de samenleving door belasting en premies te betalen.

Slide 12 - Tekstslide

i/a ratio
i/a ratio: verhouding tussen de inactieven en actieven.
- inactieven wordt uitgedrukt in voltijd-uitkering
- actieven wordt uitgedrukt in voltijd-banen.
Dus 2 mensen die beiden 50% werken telen voor 1 actief persoon.
Formule:
(𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑖𝑛𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒𝑛)/(𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑣𝑒𝑛) x 100

Slide 13 - Tekstslide

Werken in de collectieve sector
Ambtenaar: mensen die werken bij openbaar bestuur, de veiligheid en het openbaar en bijzonder onderwijs.
Directe werkgelegenheid collectieve sector: alle mensen die bij de overheid werken.
Indirecte werkgelegenheid collectieve sector: 
  • mensen die werken bij bedrijven die subsidies ontvangen;
  • mensen die werken bij UWV werkbedrijf en SVB.

Slide 14 - Tekstslide

Overheid en de particuliere sector
  • De collectieve goederen worden gemaakt door de particuliere sector (bruggen, gebouwen, wegen, riolering, dijken)
  • De overheid heeft van alles nodig wat geleverd wordt door de particuliere sector (uniformen, koffie, wapens, computers, pennen). 
  • De overheid is aandeelhouder bij particuliere bedrijven 
  • Door verhogen en verlagen van de belasting, meer of minder consumptie  
  • Geven van subsidies 

Slide 15 - Tekstslide

Overheid helpt mensen aan werk

  • Door ze te helpen zoeken via UWV-WERKbedrijf
  • Ze zorgt voor opleidingsmogelijkheden en omscholing 
  • Door re-integratie van zieke of langdurig werklozen 
  • Ze stimuleert deeltijdwerk. 

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2.4
  • Je kunt het begrip verzorgingsstaat omschrijven
  • Je weet het verschil tussen sociale voorzieningen en sociale verzekeringen.
  • Je kunt voorbeelden van sociale voorzieningen en sociale verzekeringen geven.
  • Je kunt de hoogte en de lengte van een uitkering bepalen aan de hand van gegeven bronnen.
  • Je kunt rekenen met percentages
    .

Slide 17 - Tekstslide

Verzorgingstaat
Sociale zekerheid:
  • zorgt voor financiële middelen voor mensen die dat nodig hebben.
  • bestaat uit wetten op het gebied van sociale voorzieningen en sociale verzekeringen.
  • alle mensen met een inkomen betalen hieraan mee.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdstuk 3

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.4
  • Je kent de maatregelen voor bedrijven binnen de EU.
  • Je kent de handelsbelemmeringen die de EU gebruikt.

Slide 22 - Tekstslide

Handelsbelemmeringen die EU gebruikt (Protectie)
1.Invoerrechten (importheffing)
= producten van buiten de Eu worden duurder gemaakt door een extra belasting.

2. Contingentering
= er mag maar een maximale hoeveelheid worden geïmporteerd binnen de EU. Is product van import op dan zal men een EU-product kiezen.
3. Kwaliteitseisen
= eisen aan bijvoorbeeld speelgoed. Om te voorkomen dat men de goedkoopste en voor de mens slechte materialen gaat gebruiken.
4. Veel administratie
= zodat importeren van buiten de EU meer werk en tijd kost en daarom minder aantrekkelijk is.

Slide 23 - Tekstslide

Beschermingsmaatregelen voor bedrijven binnen EU
  • Vrijhandel binnen de EU
    (ontstaan interne markt)
  • Één munt binnen de EMU, makkelijker en goedkoper handelen.
  • Exportsubsidies = als een producent wil exporteren buiten de EU krijgt hij subsidie van de EU, zodat zijn product goedkoper gemaakt kan worden. Zo kan het Europese bedrijf beter concurreren met bedrijven buiten de EU. En dat is weer goed voor de economie binnen de EU.

Slide 24 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Afschrijvingskosten; de kosten van de waardevermindering van kapitaal goederen.
Kapitaalgoederen = bewerkte grondstof (machines, gebouwen, gereedschappen, halffabricaten, eindproducten).
Afschrijvingskosten = (nieuwwaarde – restwaarde) : levensduur

Slide 25 - Tekstslide