3.3 D signaalwoord tegenstelling

Lesopbouw

  • Wat weet je al?
  • Doel
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw

  • Wat weet je al?
  • Doel
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van de les weet ik wat signaalwoorden zijn.
Ik kan de signaalwoorden noemen die een tegenstelling aangeven.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe herken je een alinea?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een kernzin?
A
De zin met de belangrijkste informatie in de alinea.
B
De zin in het midden van de tekst.
C
De zin met een voorbeeld.
D
De laatste zin van de tekst.

Slide 4 - Quizvraag

Signaalwoorden 
Signaalwoorden geven een verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. Bijvoorbeeld een opsomming.
Weet je nog? Ik eet bij de snackbar een patatje ook neem ik een kroket en daarnaast een cola

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden tegenstelling
Signaalwoorden die een tegenstelling aangeven:
maar - daarentegen - echter - toch - integendeel

Ik zat daar te wachten. Toch verveelde ik me niet. 


Slide 6 - Tekstslide

De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende heel erg!
Wat is het signaalwoord in deze zin en wat is de tegenstelling?

Slide 7 - Open vraag

Voor Luuk is de oorlog voorbij. Voor de Nederlandse Ida en de Deense Kirsten daarentegen is de oorlog nog niet voorbij.
Welk woord is het signaalwoord en wat is de tegenstelling?

Slide 8 - Open vraag

Aan de slag!
Hoofdstuk 3.3 Lezen
15, 16, 17, 18 en 20

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 3.3
Nakijken 15, 16, 17, 18 en 20
Maken 21, 22, 23, 24 en 26

Slide 10 - Tekstslide

afsluiting
Heb jij het doel behaald?
Wat is het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken?

Slide 11 - Tekstslide