o Weet je aan de hand van welke begrippen je muziek kan beschrijven;
o Kan je kenmerken noemen van muziek voor 1900 (zodat je het kan vergelijken met moderne dans);
o Ken je een aantal moderne componisten;
o Kan je kenmerken noemen van moderne muziek;
o Kan je uitleggen wat atonaliteit, polytonaliteit en een dodecafonie is;
o Je kent de volgende begrippen: atonaliteit, polytonaliteit, dodecafonie (twaalftoonsmuziek), fonograaf, tonaal/tonaliteit, Sprechgesang (spreekzang), blue note, improvisatie, syncope, polyritmiek.