Muziek Cultuur van het Moderne

1 / 26
volgende
Slide 1: Video
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Moderne muziek

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij over
moderne muziek?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
28. Ik weet aan de hand van welke begrippen ik de voorstelling en vormgeving van muziek kan beschrijven.
29. Ik kan de vernieuwing van moderne muziek benoemen door de vormgeving te vergelijken met muziek die gemaakt is voor 1900.
30. Ik kan benoemen welke visie moderne componisten (Satie, Bartók, Sjostakovitsj, Schönberg, Gershwin) hebben op muziek en uitleggen hoe ik dit in de muziek terug hoor.
31. Ik kan beschrijven hoe blues en jazz zijn ontstaan en wat de kenmerken zijn van deze nieuwe muzieksoorten.
32. Ik kan de belangrijkste begrippen over moderne muziek beschrijven en/of herkennen in een muziekfragment: atonaliteit, dodecafonie/twaalftoonsmuziek, sprechgesang, blue note, syncope, dissonant.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de
muzikale middelen?

Slide 5 - Woordweb

Muzikale middelen:
Toonhoogte
Toonduur (maat/ritme)
Tempo
Dynamiek
Klankkleur
met deze vormgevingsmiddelen creëren componisten muziekstukken, composities.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
28. Ik weet aan de hand van welke begrippen ik de voorstelling en vormgeving van muziek kan beschrijven.
29. Ik kan de vernieuwing van moderne muziek benoemen door de vormgeving te vergelijken met muziek die gemaakt is voor 1900.
30. Ik kan benoemen welke visie moderne componisten (Satie, Bartók, Sjostakovitsj, Schönberg, Gershwin) hebben op muziek en uitleggen hoe ik dit in de muziek terug hoor.
31. Ik kan beschrijven hoe blues en jazz zijn ontstaan en wat de kenmerken zijn van deze nieuwe muzieksoorten.
32. Ik kan de belangrijkste begrippen over moderne muziek beschrijven en/of herkennen in een muziekfragment: atonaliteit, dodecafonie/twaalftoonsmuziek, sprechgesang, blue note, syncope, dissonant.

Slide 8 - Tekstslide

De muziek aan het begin van de 20e eeuw was erg vernieuwend ten opzichte van muziek uit de periode vóór 1900...

Slide 9 - Tekstslide

Moderne muziek
1900-1950
Muziek
vóór 1900
Tonale muziek
veel dissonanten
atonaliteit
duidelijke harmonie en melodie
1
2
3
4

Slide 10 - Sleepvraag

Voor 1900
----------------------------------
Tonale muziek/Tonaliteit 
(er zit een grondtoon in de muziek die voor samenhang zorgt)

Er is een duidelijke melodie en harmonie in de muziek 
(je herkent de structuur in de muziek, het voldoet aan je verwachtingen)
1900- 1950
----------------------------------
Het tonale systeem werd losgelaten...vernieuwing!
- Veel dissonanten
- Atonaliteit
- Melodie kent geen logisch verloop/ grote sprongen/ fragmentarisch
-Klankkleur: andere 'instrumenten' of bijzondere combinatie
- 12 toonsmuziek (dodecafonie)
- Jazzmuziek

Slide 11 - Tekstslide

Introductie op vraag
De stroming van het expressionisme ontwikkelt zich vooral in Duitsland ook in de muziek. De componist Arnold Schönberg is een belangrijke vertegenwoordiger. De gedichtencyclus Pierrot Lunaire van Albert Giraud zet hij op verzoek van de sopraan Albertine Zehme op muziek. 

Bekijk de video: Enthauptung uit Pierrot Lunaire 
van Arnold Schönberg. 
>>>

Slide 12 - Tekstslide

De term expressionisme wordt gebruikt voor muziek met bijzondere kenmerken.
Noem voor zowel tekst als muziek twee kenmerken die terug te vinden zijn in het videofragment. >>>

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

De term expressionisme wordt gebruikt voor muziek met bijzondere kenmerken.
Noem voor zowel tekst als muziek twee kenmerken die terug te vinden zijn in het videofragment.

Slide 15 - Open vraag

In dit fragment wordt gebruik gemaakt van 'Sprechgesang', een veelgebruikte zangvorm in expressionistische muziek. Deze zangvorm lijkt wel op spreken, waardoor komt dat?

Slide 16 - Open vraag

Er moet zeer vaak gerepeteerd worden voor dit stuk, tot 200x zelfs. Ook dat garandeert niet dat er geen fouten in de uitvoering zitten. Ook voor de zangeres is het een moeilijk stuk.

Geef twee redenen waarom het ook voor de zangeres een moeilijk stuk is.

Slide 17 - Open vraag

Welke twee kenmerken horen bij jazzmuziek?
A
Blue note
B
Dissonanten
C
Improvisatie
D
Atonaliteit

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je in de blues/jazz een noot die onzuiver begint en naar de juiste hoogte glijdt?
A
dissonant
B
blue note
C
syncope
D
grondtoon

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Wat is het effect van een syncope in de jazzmuziek?
A
het klinkt somber
B
er kan hierdoor geïmproviseerd worden
C
je kan het makkelijker meezingen
D
het ritme verschuift waardoor het swingt

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Leerdoelen
o Weet je aan de hand van welke begrippen je muziek kan beschrijven;
o Kan je kenmerken noemen van muziek voor 1900 (zodat je het kan vergelijken met moderne dans);
o Ken je een aantal moderne componisten;
o Kan je kenmerken noemen van moderne muziek;
o Kan je uitleggen wat atonaliteit, polytonaliteit en een dodecafonie is;
o Je kent de volgende begrippen: atonaliteit, polytonaliteit, dodecafonie (twaalftoonsmuziek), fonograaf, tonaal/tonaliteit, Sprechgesang (spreekzang), blue note, improvisatie, syncope, polyritmiek.

Slide 25 - Tekstslide

Geef jezelf een cijfer hoe goed jij moderne muziek kent.
Typ erbij wat je de komende week gaat doen om dit te verbeteren (bv. uitlegvideo kijken, op lambo vragen maken, leerdoelen beter uitwerken etc.)

Slide 26 - Open vraag