Thema 4 dag 4

Thema 4 dag 4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 dag 4

Slide 1 - Tekstslide

eten en drinken

Slide 2 - Woordweb

Ik heb honger.

Slide 3 - Tekstslide

ENKELVOUD
de mandarijn
het ei
de kiwi
de frisdrank
de kauwgom
de beker
het bord
het glas
het snoepje
het koekje

MEERVOUD
de mandarijnen
de eieren
de kiwi's
de frisdranken
de kauwgoms
de bekers
de borden
de glazen
de snoepjes
de koekjes

Slide 4 - Tekstslide

Wat doen zij?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hij eet pizza.
Zij eten pizza.
eten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Zij drinkt water.
Zij drinken frisdrank.
drinken

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Zij snijdt de groente.
Zij snijden de groente.
snijden

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De man kookt het eten.
Zij koken de soep.
koken

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Zij roert in de soep.
De kinderen roeren.
roeren

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De jongen geeft bloemen aan het meisje.
Zij geven eten aan de mensen.
geven

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zij legt de boeken op het bureau.
Zij leggen de telefoons weg.
leggen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hij zet de stoel op tafel.
Zij zetten de stoelen op de tafels.
zetten

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Zij schenkt het water in een glas.
Zij schenken wijn.
schenken

Slide 23 - Tekstslide

Hij snijdt de wortel.
A
B

Slide 24 - Quizvraag

Hij roert in de pan.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Ik eet het koekje.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Zij drinkt de boterham.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Zij drinkt de thee.
Zij eet de boterham

Slide 28 - Tekstslide

Wij koken het avondeten.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Ik praat met het ei.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Hij schenkt de melk in het glas.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

Hij schenkt de melk in het glas.

Slide 32 - Tekstslide

Jullie snijden met een vork.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

Zij eet met een vork.
Hij snijdt met een mes.

Slide 34 - Tekstslide

de kleuren
De kleuren

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide