L'article partitif │ het delend lidwoord

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide



'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux trois des hamburgers
B
Je veux trois hamburgers.

Slide 12 - Quizvraag



'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je déjeune avec du fromage.
B
Je déjeune avec le fromage.

Slide 13 - Quizvraag



'Wil je kip?'
Delend lidwoord gebuiken? Ja!

Maar wel: du, de, de la, of des.
Waar kijk je naar?
A
Tu veux du poulet ?
B
Tu veux des poulet ?
C
Tu veux de la poulet ?
D
Tu veux de l'poulet ?

Slide 14 - Quizvraag



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 15 - Quizvraag



'Heb je de jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
Let op!
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 16 - Quizvraag



'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je déjeune avec du fromage.
B
Je déjeune avec le fromage.

Slide 17 - Quizvraag



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 18 - Quizvraag



'Ik heb de kaas opgegeten.'
Kies de juiste vertaling
(staat er een lidwoord? Ja!)
A
J'ai mangé le fromage.
B
J'ai mangé du fromage.

Slide 19 - Quizvraag



'Na een hoeveelheidswoord gebruik je altijd: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 20 - Quizvraag



'Na een ontkenning krijg je in het frans 'de' of 'd''.
Kies de juiste vertaling.
A
Goed
B
Fout.

Slide 21 - Quizvraag



'Na een ontkenning krijg je in het frans 'de' of 'd''.
Kies de juiste vertaling.
A
Goed
B
Fout.

Slide 22 - Quizvraag



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 23 - Quizvraag



'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 24 - Quizvraag



Na getallen gebruik je geen delend lidwoord. Bijvoorbeeld:
drie appels = trois pommes
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 25 - Quizvraag


Na de werkwoorden aimer, préférer en détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la of les
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag


Aimer, préférer en détester
'ik houd van kip'
choississez la bonne traduction
A
J'aime du poulet.
B
J'aime le poulet.

Slide 27 - Quizvraag


Aimer, préférer en détester
'ik houd van de hamburgers van MacDonalds'
choississez la bonne traduction
A
J'adore les hamburgers de McDo.
B
J'adore des hamburgers de McDo.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide