Past simple regular verbs +

Past Simple
The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past Simple
The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
You use the past simple when something happened in the past and is finished


Slide 2 - Tekstslide

Past Simple - Regular Verbs
After a regular verb you put '-ed'

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple - Regular verbs

Spelling:
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie:

  • I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

  • I play - I played

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

  • I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

  • I drop - I dropped

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple - Questions/negations
Questions -> Did + entire verb
Did you walk to school yesterday?

Negations -> didn't + entire verb
You didn't walk to school yesterday.

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple - Signal word
In Dutch signal words are called 'signaal woorden'  

These word help you to see if something happened in the past
  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007

Slide 6 - Tekstslide

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 7 - Open vraag

What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 8 - Quizvraag

What is the past tense of: study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 9 - Quizvraag

What is the past tense of: walk
A
walkt
B
wolked
C
wolk
D
walked

Slide 10 - Quizvraag

Fill in: I ..... very happy yesterday.
A
am
B
is
C
was
D
were

Slide 11 - Quizvraag